Richting Denemarken

Onze camper gaat weer rijden. Als de navigatie correct werkt, gaan we in Denemarken uitkomen. We zijn uitgenodigd voor een feest bij mijn broer Wim. Dat is dan een mooi uitgangspunt om wat om te zwerven in Denemarken en Duitsland. Het vertrek is gepland voor half juli. Wij kunnen dan zien hoe het killer-virus in andere landen heeft toegeslagen. Hieronder kunt u onze bevindingen lezen.

Vrijdag 17 juli:

Rood!

Het lampje van de temperatuurmeter staat op rood.

Snel rem ik af en rij de vluchtstrook op. De alarmlichten gaan aan. Onder het viaduct zie ik een zandpad vanaf de snelweg. Ik laat de camper uitrollen tot op dit pad. 

 

Met een stevige snelheid van rond de honderd kilometer per uur rijden we richting Flensburg. Hamburg ligt achter ons. Wat een drukte. Slechts stapvoets hebben we de stad kunnen doorkruisen. En dat is meer dan twintig kilometer lang. Het tijdverlies van bijna een uur accepteren we gelaten. Maar nu kunnen we weer vaart maken, de filestress verdwijnt langzaam uit het hoofd, Mijn oog glijdt over het instrumentenpaneel.

 

Vol onbegrip open ik de motorkap. Verdampt vocht stijgt op. De vloeistof in het reservoir van de radiateur is weg. De streepjes van max en min staan nutteloos op de buitenkant. Onder het blok druipt vocht. ‘Condenswater?’ vraagt Hanna enigszins ongerust. Ik controleer mijn natte vinger nadat ik deze door het plasje onder de camper heb getrokken. “Ik denk van wel”. 

Uit de garage vis ik een jerrycan met koelvloeistof op. Om te kunnen bijvullen heb ik een hulpmiddel nodig. Dan blijkt de klep van kastje met hulpmiddelen besmeurt met een kleverige massa. Zonder twijfel is dit het spul wat in de radiateur had moeten zitten.

Vullen heeft geen zin, ANWB bellen wel. Na twee uur wachten nog geen Adac. Na de tweede oproep blijkt dat men onze gestrande camper op de verkeerde plek zoekt. Na juiste aanwijzingen volgt inderdaad een telefoontje van een rijdende monteur. “Binnen twintig minuten ben ik bij u”. Exact na deze tijd zien we een gele Adac-auto langs razen. Achter een pijler staan is niet handig. Tien minuten later komt de monteur opnieuw aanrijden.

 

De waterpomp heeft het begeven en zal moeten worden vervangen. De sleep brengt ons naar Bad Bramstedt bij een Fiat-garage. Morgenvroeg om negen uur gaat deze weer open.


Zaterdag 18 juli

Tien over negen. Nadat de Dobro is geparkeerd komt de garagemedewerker gehaast voorbij lopen. Hij is te schoon. Sportschoenen omknellen zijn blote voeten. Mijn gevoel springt in de alarmtoestand: dit is geen monteur. Aangezien er niet meer mankracht is opkomen dagen, begin ik het somber in te zien.

“De werkplaats gaat pas maandagmorgen weer open, het spijt me”. Het is wel een keurige jongen. Hij tolereert mijn open gezicht, hoewel een bord bij de deur wijst op een mondkapjesplicht.

 

Onze enige kans om het cadeau bij mijn broer en z’n vrouw af te kunnen leveren, om daarna vol in het feest te gaan, is de ANWB. De dame meldt dat aangezien er niet binnen 48 uur hulp kan worden geboden, ik een huurauto kan krijgen en dat de camper terug naar Nederland wordt gehaald. Deze is dan over twee weken bij een garagehouder naar keuze.

Hanna grijpt in. “Laat de camper hier maandag maken, terwijl wij op en neer gaan met de huurauto vanaf hier”, zegt ze weloverwogen. Ook de ANWB-dame is vlot om. Blootvoet kijkt in de werkplanning en knikt instemmend, maandag is er tijd voor reparatie.

 

De alarmcentrale laat lang op zich wachten met nieuws over het huurkarretje. De klok tikt door. Het wordt best lastig om nog enigszins op een acceptabele tijd aan te komen, zeker nu ik op ‘Maps’ heb gezien dat alle grensovergangen dicht zitten met lange files instromend verkeer. Even na elven gaat de telefoon. Een medewerker van een autoverhuurbedrijf zegt dat onze huurauto klaar staat in Hamburg. Brengen kan niet, dus wij moeten hem halen. Dat gaat het dus niet worden.

Ik zoek opnieuw contact met de ANWB. De contactdame is verbolgen dat ik de huurauto heb afgemeld. Ze wil niet snappen dat de reis naar mijn broer zeker vier uur gaat duren en als je daar dan nog twee uur heen en terug Hamburg bij doet, de nacht in Denemarken is gevallen als we daar aankomen.

Het besef dat we zijn gestrand en er geen kans meer is voor een oplossing daalt langzaam in.

 

We fietsen door de prachtige natuur in het achterland van Bad Bramstedt. Het golvend landschap bestaat uit korenvelden, maisgewassen en grasland. Bossen en bomenrijen hebben de resterende ruimte opgeeist. Soms ligt er een smal hobbelig paadje wat voor een fietspad door moet gaan. We verzetten de zinnen. Ons hoofd is nu geconcentreerd op mooie natuur en overleven op de autoweg wanneer een fietspad ontbreekt.

Met een theedoek voor mijn gezicht, dring ik een supermarkt binnen. Met een vers brood loop ik naar de kassa. De winkel is vol met anonieme gezichten. Het is de Duitse manier om van de Corona-angst af te komen.

 

Ook morgen zitten we nog vast op het parkeerterrein van HARM-mobile, de Fiat-specialist.


Zondag 19 juli

Bij het openen van de gordijnen zien we weer de lange rijen te koop staande bedrijfsbussen van onze gastheer. Naast splinternieuwe staan er ook enigszins gehavende tweedehansjes tussen. De nummerborden staren ons aan. Op de doorgaande weg voor het bedrijf passeren auto’s. Het geel geverfde bedrijf is levenloos. Gesloten op zondag.

Door pech gedwongen dagenlang te parkeren op een bedrijfsterrein met stilstaande en lege busjes. Het camperleven heeft soms verrassende wendingen.

 

Met stevige pas lopen we langs de graanvelden. Het is warm. Runkeeper houdt onze prestaties nauwlettend in de gaten. De wandelsnelheid ligt boven de vijf kilometer per uur. Met rugzak en wandelschoenen zijn we de omgeving ingetrokken. Nu verkennen we de noordzijde van Bad Bramstedt. De omgeving is zelden verrassend. Groene weilanden, soms met koeien, worden afgewisseld door akkers waarop gewassen, vooral graan en mais, staan te rijpen.

De oogst is alweer begonnen. Een grote combine maakt korte metten met de korenhalmen. Stofwolken van kaf onttrekken de machine deels aan ons zichtveld. Met grof geweld spuwt het apparaat het minder waardevolle stro weer uit.

We bereiken weer Bad Bramstedt. De wandeling gaat door het centrum terug naar onze wereld van blik en rubberen banden.

Mijn broer Jan is samen met zijn vrouw Marie onverwacht ons komen opzoeken. Zij hebben de rit wel kunnen volbrengen en hebben vol in het Deense feest gezeten. Met veel enthousiasme en bewondering vertellen ze over het gezellige treffen waar kosten noch moeite zijn gespaard om het de gasten naar de zin te maken. Een heel varken blijkt te zijn geserveerd. 

Wij horen het deemoedig aan. Een simpele waterpomp en een onmachtig ANWB stonden ons in de weg om het feest mee te vieren. Geweldig dat Jan en Marie ons even hebben laten meegenieten.

 

‘s Avonds zijn we weer alleen. De busjes staan nog steeds roerloos op hun plek. Uit het bedrijfsgebouw komt nog steeds dezelfde stilte. Op weg passeert het verkeer zonder acht te slaan op onze aanwezigheid op het verlaten terrein.

Maandagmorgen om half acht schijnt de activiteit terug te keren. Tenminste dat is wat het bord bij de deur aangeeft. We bereiden ons er op voor. De wekker staat op zeven uur.


Maandag 20 juli

Om half acht is HARM-mobile tot leven gekomen. Meerdere monteurs, de receptioniste en nog wat volk bemensen de werkplaats. De bedrijfsleider komt bij ons informeren wat de problemen zijn. Een korte uitleg is voldoende. Even later meldt hij ons dat de waterpomp is besteld en dat het streven is deze vanmiddag nog te monteren zodat we de onze reis kunnen voortzetten.

Een uurtje later worden we de camper uitgejaagd. Vier monteurs duwen de rampwagen naar binnen om alvast het nodige sloopwerk te kunnen doen. Als we de klantenruimte binnen lopen, breekt er bij de boekhouder paniek uit. Ik loop, in tegenstelling tot hem, zonder mondkapje. De man kijkt met angstige ogen naar ons alsof z'n laatste uur geslagen is.

 

We zijn buiten gaan zitten. De picknick-tafel is nu onze basis. We krijgen koffie aangeboden, samen met een schaal koekjes. Hanna leest, ik puzzel. Er zijn meer campers met problemen. Een oude barrel wordt aan een inspectie onderworpen. Een vrij nieuwe Detleffs krijgt een nieuw lampje. Een waterig zonnetje houdt ons warm, ondanks een fris windje. De bedrijfsleider brengt ons twee stofkapjes, die ook als mondkapje kunnen dienen. Vanachter het raam kijkt de boekhouder schichtig toe.

Tegen twaalven lopen we naar het centrum en verwennen ons zelf met een overheerlijke en luxe baguette. Daarna neuzen we wat langs een aantal etalages. Zo slenteren we weer terug naar de werkplaats. Tegen tweeën hoor ik de motor van onze camper starten. Nu komt er schot in de zaak. Niet veel later wordt er zelfs een testrit gemaakt.

Mij wordt de waterpomp getoond. Het draaiende gedeelte is compleet kapot. Het probleem is veel ouder dan het ritje van afgelopen vrijdag. De factuur is stevig maar verwacht en dan rijden we weer.

 

Denemarken is voorbij. We gaan weer naar huis. Om een reuze-file voor de Elbe-tunnel in Hamburg te vermijden rijden we eerst naar het oosten om zo langs de zuidzijde van de stad te kunnen gaan.