Tussen meren en krijtrotsen
Het voorjaar is losgebarsten. Vogels hebben weer het hoogste woord en maken nestplannen. Het gras kleurt weer groener. De zon wint aan warmte en hoogte. Sneeuwklokjes hebben het stokje overgedragen aan de brem.
Wij gaan weer camperen.
Na grondig speuren hebben we een fantastisch mooi gebied op de korrel. Weggestopt in het noordoosten van Duitsland ligt Mecklenburg-Vorpommern. Statige kastelen staan schitterend te flaneren aan uitgestrekte meren. De kustlijn is grillig en bestaat uit hoge duinen en spierwitte krijtrotsen. Je kan er heerlijk wandelen in boeiende bossen. Historische stadjes om lekker in rond te dwalen. Halfweg april zijn we vertrokken.
Hoe we de reis willen maken, is te lezen in het routeboek:
Donderdag 18 april
Roerloos ligt ze op de snelweg. Remlichten flikkeren op. Links en rechts passeren de auto’s met hoge snelheid het slachtoffer. Ik stuur naar rechts om het te ontwijken. Zonder enige beweging waar te nemen, zie ik dat het een ree is. Even later staat een auto tegen de middenberm aan met knipperende alarmlichten. Een motorrrijder bekommert zich om de betrokkenen en keert op de vluchtstrook om mens en dier bij te staan.
We rijden langs Nieuweschans. Net op pad en nu al in het buitenland. Er volgt een keuzemoment. We volgen links naar Leer. Een groot bord geeft aan dat we in een gebied komen met prachtige natuurwaarden. Het is zelfs gepromoveerd naar de werelderfgoedlijst van Unesco.
Maar, zo vragen wij ons af, wat doen dan al die door de wind aangedreven vogelhakselaars in het veld. Bijelkaar staat er toch voor een heel kapitaal opgesteld. Diverse wetenschapsstudies hebben aangetoond dat vooral de grote vliegers in hoge aantallen worden gedood door de scherpe randen van de gevaarlijk zwaaiende messen, In deze streek wordt de Griffon-gier en de visarend serieus in hun bestaan bedreigd. Daarnaast schijnt het voor miljoenen insecten een vroegtijdig einde te betekenen.
Unesco zou zich moeten schamen maar waarschijnlijk hebben ze geen weet van de situatie. Of de doelstellingen zijn bijgesteld en krijgen gebieden die letterlijk korte metten maken met de natuur zo’n eervolle vermelding. Kan ook, natuurlijk.
Ik zet de motor af. Om het plein staan prachtige huizen en het geheel heeft een heel gezellige uitstraling. De zon heeft die echter ook en daar willen wij graag van gaan genieten en dan is zo’n drukke parkeerplaats niet ideaal. We rijden een klein eindje terug. Daar vinden we een mooi plekje op een rustig parkeerterrein. We creëren een priveplaats in een hoekje tegen een bossage aan. Stoelen in de zon en de vakantie is begonnen.
Vrijdag 19 april
Als de kasteelheren van Evenburg thuis kwamen, hadden ze nog een hele rit te gaan. Zeker anderhalf kilometer rechte laan met aan weerszijden statige beukenbomen was de oprit naar de stevige burcht.
De huidige bestuurders passen goed op het historische pand. Het staat van trots te blaken in het zonlicht. Rondom ligt een prachtig park met nette wandelpaden. Stadt Leer is duidelijk content met de nalatenschap van de adel van weleer.
Hanna en ik lopen op ons dooie gemak door dit Eldorado. Het witte kasteel vangt de zonnestralen dankbaar op en toont hierdoor nog indrukwekkender zijn robuustheid. We slenteren het slingerende voetpad helemaal af tot aan de rivier ‘Leda’ . Een antiek veerhuis staat daar tegen het water aangeplakt.
Het is een traktatie.
Een onbewolkte hemel, een stralende zon, voorzichtig voorjaarslover, een kronkelende rivier, een authentiek pand uit het verleden en wij op de rivierdijk met zicht op dit alles.
De Harleyclub komt ook zijn interesse tonen. Zwaar geronk, hier en daar extra aangezet, komt naast de camper staan. Baarden en leren pakken slenteren naar het café wat in de schaduw van het kasteel handig staat in te spelen op de menselijke behoeften.
We arriveren in Oldenburg. De ingeplande parkeerplaats blijkt vol te staan. Jammer want de plek is ideaal, vlak bij het centrum maar heerlijk in het groen langs een kanaal. Het alternatief biedt alle ruimte maar mist het idyllische decor. Kort nadat we ons met een kop thee in de zon hebben genesteld arriveren Jan en Rita. We wisselen meteen sterke verhalen uit.
In Pane Vino laten we ons een overheerlijke pizza voorzetten, alhoewel de dames voor een gegrilde forel hebben gekozen. Van de buurvrouw op de camperplaats horen we dat morgenvroeg vanaf zes uur op het terrein een vlooienmarkt wordt gehouden met veel bratwurst und gesmack. Ze wenst ons een goede nacht maar voorspelt dat de gezelligheid ons al vroeg uit de veren zal helpen.
Zaterdag 20 april
We zijn rijk. Eigenlijk stinkend rijk. Zwervend over de vlooienmarkt van Oldenburg perst dit idee zich langzaam maar consistent naar boven. Samen met Hanna loop ik langs de vele uitstallingen. Ook Jan en Rita zwalken mee. Doorlopend is het een feest van herkenning. ‘Dat hebben wij ook’ en ‘dat ligt ook ergens op zolder’. Bij vrijwel iedere kraam zien we de waarde van het waardeloze. “Funf euro” is het antwoord van de iets te dikke handelaar als een vriendelijke mevrouw naar de prijs informeert. LP’s, gereedschap, afgedankte huishoudelijke apparaten, circulaire kleding, kinderspeelgoed en koffers, veel koffers. En alles blijkt een waarde te hebben.
Terwijl we weer een nieuwe straat met koopwaar induiken, sla ik aan het rekenen. Ik kom tot astronomische hoogten. Wat een openbaring. Oude plannen kunnen in de ijskast. Het is geen last maar een lust. Het gelijk van de verzamelaar.
Na de koffie rijden we naar Hude. Heerlijk dwalen rondom een kloosterruine staat op het programma. We parkeren prachtig. Een bruid staat ongeduldig op haar bruidegom te wachten terwijl steeds meer genodigden arriveren. Wij horen daar niet bij. Wij gaan naar de ruïne.
Rood lint en een hek blijken tussen ons en onze plannen te staan. Het vervallen bouwwerk blijkt te vervallen. Ook het park is ontoegankelijk. Vanaf een veilige afstand kunnen we de stenen kolos bewonderen. Prachtige wandelpaden blijven buiten bereik.
Via een smal pad komen we voor de watermolen te staan. Vandaag wordt er niet gemalen. Mistroostig valt het water maar via de stuw naar beneden. Het grote ijzeren schoepenrad blijft er onbeweeglijk onder. Samen met een antieke molenaarswoning en ontluikend groen vinden we het plaatje ruim voldoende. Wonderlijke Jacobsschapen met wel vier horens op de kop brengen afleiding. Ook ontdekken we vader Jacobschaap. De uitstulpingen hebben wel de dubbele afstand van die van z’n vermoedelijke opvolger.
We bereiken in konvooi het reisdoel voor vandaag. De stad Luneburg heeft een mooie ligging tegen het bos. Daar is een parkeerterrein voor wandel en renliefhebbers. Maar er is ook wel plaats voor twee campers. Van de stad merken we niets, we staan voor het gevoel midden in het oerwoud. Blije vogeldeuntjes snerpen uit het lover. De hele dag heeft de zon mogen schijnen aan een strak blauwe lucht. We klagen niet, vooralsnog is het zomer in de voorjaarsvakantie.
Zondag 21 april
We staren in het diepe gat. Volgens de folder 38 meter maar het lijkt veel dieper. In 1975 is het gereed gekomen. De Duitsers beweren dat het de grootste van de wereld is. Toegegeven, klein is het niet. Een bak is in reparatie en is nagenoeg volledig aan het oog onttrokken door bouwkleden, de andere heeft dienst en brengt een miezerig kruisertje omlaag.
In Scharnebeck staat glorieus het ‘Schiffshebewerk’ Grote moderne vrachtschepen kunnen in een keer bijna 40 meter omhoog, of omlaag als de kapitein dat liever wil, worden gebracht in een grote waterbak. Deze heeft een groot betonblok met het zelfde gewicht als tegenhanger. Daarom beweegt het altijd soepeltjes.
Voor vertrek loop ik het bos in. Er moet ergens een grote waterpartij zijn. De natuur draait op volle toeren. Voorjaarsbloeiers versieren de bosgrond. Meerdere bomen doen hun best om weer een mooi bladerdek te krijgen. Dat gaat de een beter af dan de ander maar je voelt de spanning van het hout om weer een volle kruin te laten ontspruiten. Vogels zingen zich de longen uit het lijf. Luneburg is ook wakker en rent, fietst en wandelt al volop in het ochtendgloren.
Maar mijn pad eindigt in een weiland. Ik keer terug naar de splitsing en kies een andere richting. Met meer succes. Een klein dapper stroompje slingert zich onder een veel te grote brug door. Door de bomen blinkt een bosven.
Gevieren wandelen we door het park in Schwerin. Een geweldig mooi en groot ‘Schloss’ overheerst. Op een eiland gelegen, was het voor vijandiggezinden een hele toer om de kasteelheer op z’n knieën te krijgen. In het jaar 973 stond hier al een eerste vesting. Frederik Frans II, groothertog van Mecklenburg, heeft de boel aardig verbouwd later. Het had geen rol meer als verdedigingsbastion en kon daardoor tot een zeer pompeus en statig slot worden omgebouwd. Er zijn maar liefst 653 vertrekken. Vooral de troonzaal moet een parel zijn. Prachtig houtsnijwerk en een carraramarmerenvloer lieten destijds de monden van het bezoek open vallen. Wij komen niet verder dat de schitterende buitenzijde. Die is met zijn vele torentjes, dakkapellen en mooie daklijn alleen al het bekijken meer dan waard.
De grote tuin rondom bevat mooie beelden met heraldische voorstellingen. Krachtige platanen, sierlijke kastanjebomen en slanke berken onderstrepen de pracht.
De camper staat met de neus tegen het meer aan en we hebben uitzicht op het fraaie bouwwerk. Morgen misschien een kijkje op het interieur.
Maandag 22 april
Een prachtig landschap rolt met ons mee. Korte heuvels glooien langzaam over de horizon weg. De hierop aangelegde landbouwgronden zijn ingezaaid met koolzaad. Gele velden volgen de kromme lijn. De weg is gemarkeerd met bomen waarvan de kruinen samenkomen. Het ontluikende groene lover vormt het begin van een tunnel. De omgeving stemt ons gelukkig en laat de wereldpolitiek even ver weg.
In Wismar lopen we via het park naar de ‘Altstadt’. Met behulp van toeristische wegwijzers vinden we het marktplein. Het volledig met kinderhoofdjes belegde plein is omzoomd met prachtige gebouwen. Mooie panden in warme kleuren dragen met trots een trapgevel. Een verfraaid gebouw, volledig in het wit, beslaat in z’n eentje de westflank. Antieke schoolbussen vervoeren nieuwsgierige toeristen voor een stadsrondrit.
De trek speelt op. Het is eigenlijk al ver na lunchtijd en we zijn op zoek naar een lunchroom. Maar Duitsers zijn gezonde eters. Geen broodjes maar complete menu’s met pommes en snitzel staan in de aanbieding. Als bij het vierde onderzochte restaurant de ober ons aanspreekt, komen we tot een deal. Hij maakt voor ons speciale broodjes zodat de lunch is geregeld. Voor vijf euro p.p. krijgen we een doormidden gesneden broodje waarop een stuk schinkel, een schijfje tomaat en een stukje mozzarella is gelegd. Desalniettemin smaakt het voortreffelijk.
Onze zwerftocht door de binnenstad brengt ons bij een kerktoren zonder schip. Engelse vliegers hebben in WOII korte metten gemaakt met het religieuze gebouw. De tijd van herstel is aangebroken en met vrijwilligers, subsidies en vrije giften wordt het oorspronkelijke gebouw weer herschapen. De voltooiing zal nog welk even op zich laten wachten want de muren zijn een meter hoog.
In Golwitch op Insel Poel staat een stevige wind. We vinden in de luwte van de camper toch een geweldige plek om te zitten, vol in de zon. Ramen en luiken blijven dicht want het zand laat zich gewillig verstuiven.
De wereldproblemen bespreken we met veel passie. Meningen volgen vele omwegen maar toch concluderen we dat we eendrachtig staan achter de gevonden oplossingen. Tot nu toe heeft onze reis zich onder een strak blauwe hemel afgespeeld. We beseffen dat we boffen en koesteren de zonnige dagen, wetende dat er niets zo veranderlijk is als het weer.
Dinsdag 23 april
Verveeld wachten we op het station. Ik loop naar een bankje in de zon en plof neer. Warme zonnestralen masseren mijn rug. Hanna blijft in de schaduw, hoewel een frisse wind de temperatuur daar nogal in bedwang houdt. Rita staat naast haar. Ik tuur de rails af zonder iets te zien.
Dan klinkt een bel, een schrille fluittoon snerpt. Ruig stampend komt de locomotief om de hoek met een zwarte rookpluim er bovenuit. Er rollen vele wagons langs het perron. We klimmen naar binnen via de voordeur. Het houten interieur is prachtig. Aan het plafond hangen klassiek lampen. Een klein bankje biedt plaats. Buiten klinkt een luid fluitje. Langzaam komt de trein in beweging.
Ruim een half uur later loopt onze locomotief puffend en rokend het station van Kuhlungsborn binnen. Met een luid gesis komt de hele rij treinstellen tot stilstand.
De zon schijnt volop als we wakker worden maar de wind is nog fris en stevig. Met een dikke trui aan loop ik met de anderen richting het strand. De kust is hier bijzonder fraai. Een lange zandbank ligt even uit de kust. Meerdere eilanden zijn zichtbaar. In het water liggen forse rotsblokken. Op het strand staan strandstoelen. Ongebruikt en op slot. De kust is hoog, heuvelachtig en bebost.
Als we in Bad Boderan aankomen is het lastig een parkeerplaats te vinden. Pas poging drie slaagt. We kijken uit op een groot kloostercomplex, gedomineerd door een enorme kerk. Het plan is om met ‘Mollie’ naar Rostock te reizen. Bij een vriendelijk mevrouw in haar snuisterijen winkel kopen we een dagkaart voor 15,50 per persoon. Alleen zit Rostock niet in het schema. We kunnen alleen naar het noorden. Toch gaan we de beleving aan.
Het is druk in de winkelstraat. Alle detaillisten hebben een ruime uitstalling op de stoep. Terrassen in de zon zitten vol. In de tijd van zomerse topdrukte moet het hier krioelen van de badgasten. Een lange pier gaat een heel eind de Oostzee in. Door de straffe wind is mijn pet niet veilig en daarom neem ik hem in de hand. We ploffen neer op de stoelen bij een ijssalon. Ze hebben een breed assortiment en zo zitten we even later met een kop koffie en een fraaie versie van de apfelstrudel voor onze neus.
Laat komen we aan op de camperplaats. Schichtig probeert de eerste schemer het daglicht verdrijven. Meerdere auto’s en een enkele camper waren ons voor. We krijgen een fantastisch uitzicht. Voor onze neus ligt de Warnow, een brede riviermonding. Aan de overzijde zakt een vuurrode zon door dreigende wolken naar de einder.
Even staan we te genieten van het prachtige panorama. Tijdens het avondeten gaat deze dag tenonder en doen we de verlichting aan. Rustig beginnen regendruppels te tikken op het dak. Aan zes dagen uitbundige zonneschijn komt nu een einde.
Woensdag 24 april
Hanna en ik zijn, samen met Jan&Rita, op expeditie. Even achter Prerow ligt een onheilspellend natuurgebied. In het Vorpommersche Boddenlandschaft liggen nog vele onontdekte gebieden. Bekend is dat er veel wilde beesten huizen. Zo sluipen er diverse vossen rond. Niet ongevaarlijke dassen hebben er hun burchten. Uit een verslag van een boswachter blijkt dat er grote aantallen wilde zwijnen rondrennen met scherpe slagtanden, die vervaarlijk uit hun bek steken.
Met deze kennis stappen we niet geheel ontspannen op de fiets en rijden het donkere bos tegemoet. Als het daglicht niet meer door de zware takken wil schijnen, zijn we extra op onze hoede. Ieder verdacht geluid analyseren we grondig en peilen de richting. Bij herhaling beredeneren we of het deze keer van dichterbij klinkt.
Het pad is aanvankelijk allerbelabberdst. We zitten te schokken en te trillen op ons rijwiel. En dat is niet van de angst. We spreken weinig om niet de aandacht te trekken. We horen verschrikt op van het geluid van een koppel eindereenden. Door rustig door te fietsen, weten we veilig weg te komen. Het pad wordt beter. Geen schokken meer maar licht geknispel van de banden over de met lichte gruis bestrooide fietspaden.
Veel mensen zijn vandaag op onderzoek. We doen ons best zoveel mogelijk wandelaars te ontwijken. Medefietsers halen we in of we worden ingehaald. Tegenliggers geven we tijdig ruimte of we krijgen deze. We slaan af richting vuurtoren. Na anderhalve kilometer doemt deze reus voor ons op. Je mag het ding beklimmen maar we bedanken voor de eer. De omgeving staat barstensvol met geparkeerde fietsen. Het wel erg rulle zandpad richting zee is een aanwijzing. Nadat we deze hebben gevolgd ontdekken we een enorme drukte op het strand. Het koude water weet iedereen uit de buurt te houden op een paar pootjebaders na. De terugtocht brengt weer ongerustheid maar we halen ongedeerd het parkeerterrein.
Samen met Hanna fiets ik door Barth. Als we de rijbaan op willen rijden, herinnert een automobilist ons eraan met seconden lang getoeter en een afsnijdende beweging dat het in Duitsland niet ongewoon is voor fietsers om het voetpad te berijden. We snappen zijn hint. Arme Hanna is vanmorgen erg geschrokken toen ze merkte dat ze een van haar zeven medicijnen niet voldoende bij zich had. De apotheker verwijst voor recept naar de artsenpraktijk. De artsenpraktijk verwijst weer naar de camper voor het vergeten paspoort. Zo zijn we weer thuis zonder een millimeter winst. Met het paspoort krijgen we bij de arts een recept welke de apotheker nodig is voor afgifte van het ontbrekende pilletje. Alleen nu niet, morgenochtend is het te halen, Wel krijgen we een bonnetje.
We genieten van de mooie zeehaven die we met ons gepeddel meerdere malen zijn gepasseerd. Morgenochtend gaan we deze nog tweemaal zien en dan is het geregeld.
Donderdag 25 april
Vier keer trekt de zeehaven aan ons voorbij, deze ochtend. Het bonnetje doet zijn werk en een doos met honderd pillen wordt overhandigd. Maar we krijgen het verdrietige nieuws te horen dat een vroegere buurjongen is overleden. Een kaart is gauw gekocht, alleen de boekhandel gaat pas om 10.00 uur open en die verkoopt de noodzakelijke postzegel.
Via een schitterende en zeer hoge brug bereiken we Rugen. We rijden naar Bergen waar het parkeerterrein van een hoge uitkijktoren ons tijdelijk adres wordt. We installeren ons in het weer vrolijk schijnend voorjaarszonnetje. Merelgezang wordt door een huilend kind op de verder weg gelegen crèche wreed onderbroken maar de vakvaardige juf zorgt ervoor dat we spoedig weer genieten van het prachtige vogellied.
‘s Middags staat een zware beproeving op het programma. Iets ten noordwesten van de stad ligt de ‘Nonnensee’. Een bord op ons terrein zegt dat je deze rond kunt wandelen. De groep accepteert het voorstel. De stevige schoenen gaan aan. De rugzak wordt afgevuld. Het begin gaat vlot. De weg loopt vooral naar beneden. Een vriendelijke mevrouw wijst ons de verkeerde weg. Maar desondanks staan we na enige inspanning voor het ronde meer. We kiezen voor linksom. Het water is glad en eenden en zwanen beheersen het natte deel. Op de kust zwaaien de ganzen de scepter. Er volgen prachtige knalgele koolzaadvelden die getrouw de rondingen van de heuvels volgen.
Op de horizon staan grijswitte bomen. Vreemd, want meestal kleuren bomen groen. Met het naderen neemt het luide gesnater toe. Hanna ziet als eerste de soort: Aalscholvers. De bomen zitten tjokvol aalscholvernesten. Het vele eten leidt tot een goede spijsvertering maar uiteindelijk ook tot de onvermijdelijke uitgang. Dit verklaart de witte kleur. Feitelijk is er sprake van een aalscholverstad, een boom telt wel tien nesten en er staan vele bomen. Schitterend te zien zijn de overvliegende exemplaren. In de aanvliegroute hebben ze allemaal een vis in hun bek. Op de terugweg zijn ze leeg. De jongen hebben goed te eten en de bomen zullen spoedig weer wat witter worden.
Na de appelpauze trekken we weer verder. Een meneer fiets wel drie maal het meer rond, af te gaan op het aantal keren dat hij ons passeert. Een rennende mevrouw, met vuurrood hoofd, presteert het rondje in tegengestelde richting. Met stevige pas ronden we het meer in anderhalf uur. Maar er is nog de aanloop die we moeten overbruggen. Nu loopt de weg omhoog. De laatste meters worden kuitenbijters.
Wat smaakt dan de koffie met koek, die we languit in de relaxstoel nuttigen, heerlijk.
Vrijdag 26 april
Ik stap op de fiets. Rond Bergen liggen uitdagende fietspaden volgens de folder. De asfaltweg wordt al heel snel een bescheiden strook. Vlot daarop verandert de ondergrond in een zandpad. Het rolt vanzelf. Dat is geen goed teken voor de terugweg. Het eerste doel is Buschvitz. Na een eerste aanduiding verdwijnt het daarna uit de routeborden. Rechtdoor zolang het parcours het toelaat, is mijn uitgangspunt omdat ik kennis heb genomen van de kaart. Het bospad stopt en ik sta in een weiland.
Daarachter ontdek ik een weg, zodat ik besluit maar door te fietsen. Al gauw blijkt weg een te positieve benaming. Twee gescheiden betonstroken, vol met gaten, leiden me verder. Maar ik haal Buschvitz. Nu naar Stedar. Warempel een prachtige gladde weg, alleen met een pittig stijgingspercentage. Stedar is het einde van de officiële route.
De weg stopt en wordt weer een zandpad met een paar verhardingsstenen. Ik kom bij mijn doel; het eiland Pulitz. Verder kom ik niet want een overduidelijk verbodsbord verspert mijn weg. De restrictie geldt van 15-1 tot 15-7. Een broedende kip moet je niet storen.
Rond 1800 leefde op Rugen de politicus en dichter Ernst Moritz Arndt. De man heeft duidelijk veel betekent voor de ontwikkeling van het eiland. Straten, een sportstadion en nog veel meer zijn naar hem vernoemd. Zo ook een uitkijktoren. Deze bevindt zich in de directe nabijheid van onze standplaats. Vol goede moed stappen we met z’n vieren op het gevaarte af.
Het moet gezegd: de toren mag er als bouwwerk best wezen. Fraai opgetrokken met rode baksteen, onderbroken door een aantal omgangen. Bovenop is een glazen koepel geplaatst. We willen uitkijken vanaf de toren.
De deur is open en via een smalle wenteltrap, gemaakt van betonblokken, wentelen we ons naar boven.
Enige consternatie ontstaat als we bezoekers passeren die zeggen dat ze weggaan en de toren moeten afsluiten. Het komt goed en Rita verovert een sleutel. Via prachtige smeedijzeren treden draait de trap verder omhoog. In de koepel kunnen we een groot deel van het eiland zien liggen en de mooie zee-armen die er omheen geslagen zijn.
Zaterdag 27 april
Ooit voer de MS Otus over de woeste zeeen. Of beter gezegd onder de hoge golven. Hij behoorde tot de Britse vloot en was een krachtpatser. Zijn domein was de onderwaterwereld. Als duikboot is hij nog ingezet in de Falklandoorlog. Maar na 30 jaar trouwe dienst werd de boot afgescheept met een plek bij een oudijzerhandelaar. In Sassnitz zag men er wel brood in hem als museumschip.
Na 8 euro p.p. en nog een euro om te mogen fotograferen, klimmen we met ontzag op de rug van de fiere onderzeeër. Een nauwe trap laat ons toe naar het torpedoruim. Zes buizen met wel een doorsnee van een halve meter dienen ieder voorzich als afvuurkanon. Daarnaast is ruimte voor vijftien reserve torpedo’s. Veel armslag hadden de kanonniers niet.
We stappen de bemanningsruimte binnen. Van stappen is eigenlijk geen sprake. We wurmen ons door een rond mangat die in geval van nood kan worden afgesloten. Kleine britsen hangen aan de wand en een smal tafeltje staat eigenlijk al in de weg. De officieren hebben het iets beter met bredere bedden en een grotere ruimte. Alleen de commandant heeft een eigen vertrek(je).
In het centrum van de boot is het druk. We kijken door de periscoop wat er op de kade gebeurt. De radarkamer moet voor onraad waarschuwen. De navigator ontvangt signalen zodat hij weet waar hij uithangt. Ik sta verbaast naar de plek van de stuurman te kijken. Die zag dus helemaal niks. Alleen een windroos die voor z’n gezichtsveld is opgehangen.
Achterin bevindt zich de badkamer. Een piepklein douche-je en dito wc heeft plaats tegen een zijwand gekregen. De kombuis is nog redelijk groot te noemen. Na ons weer door een mangat te hebben gefrommeld komen we bij de aandrijving. Twee gigantische dieselmotoren voor de tochten boven water en twee elektro-generatoren voor eronder, staan opgesteld. Het aantal klokjes is onvoorstelbaar. Voordat de machinist die allemaal had afgelezen, was hij alweer bijna thuis.
Als we tegen het roer aanlopen, kunnen we via een smal trapje weer naar boven. De oorspronkelijke bemanning bleven maximaal zes weken onder water. Opgeluchte gezichten dat wij na drie kwartier weer frisse lucht kunnen happen.
De campers parkeren we tussen de koolzaadvelden. We staan midden in een gele zee. De vogels hebben het prima naar hun zin tenminste als we het vrolijke gesjilp juist vertalen. Over de heuvels blinkt de Oostzee. De rode zon zakt langzaam over de gele velden, weg in het water.
Zondag 28 april
Je hebt afzetters, grote afzetters en je hebt Duitsers. We worstelen met de fiets op de heuvels naar de krijtkust van Jasmund. Vooral naar beneden gaat goed. Na een paar scherpe bochten staan we voor een fraai gebouw met een kassa ervoor. We willen de Koningsstuhl bewonderen. Dit is de fraaiste krijtrots aan de kust van dit schiereiland. Het bord zegt dat deze zich achter de kassa bevindt.
Nadat de fiets op slot is gezet, melden we ons onbevangen bij de mevrouw achter het loket. Om samen met Hanna naar binnen te mogen, moet ik haar negentien euro overhandigen. Het level op mijn verwachtingsmonitor schiet omhoog. Ik stoot Hanna aan en steek de duim omhoog. De komende uren zullen we ons vergapen aan een fantastische voorstelling, zo is mijn voorgevoel na de afrekening.
De pijl wijst naar rechts. Gedwee volgen wij de opgegeven richting en komen bij een houten vlonder. Door het frisse bosgroen zien we al een witte wand. Ik kijk naar de andere zijde en ook daar glimt een wit vlak. Na een paar stappen staan we op een plateau. Door het een met het ander te combineren is de conclusie dat we bovenop de ‘Koningsstuhl’ staan. Op deze manier zien we er weinig van. Het uitzicht op de Baltische zee is bijzonder fraai. Kleine zeilboten proberen een enorme veerboot van Stenaulijn dwars te zitten en op de horizon zien we de kust van Polen.
We lopen het eindje weer terug naar het gebouw. Daar mogen we op vertoon van ons kaartje een film bijwonen. Vijftien minuten kijken we naar beelden van een beukenbos en afstekende krijtrotsen. Een meneer vertelt dat het heel bijzonder is en dat we zuinig moeten zijn op zulke mooie natuur. Dan staan we weer buiten. Voor het zonneterras is het te koud en voor de speeltoestellen zijn we te oud. Dan zijn we klaar, is de uitkomst van het overleg.
We lopen weer langs de mevrouw achter haar loket. Ze lacht vriendelijk. We staan weer op de parkeerplaats en besluiten om een aangegeven wandelroute te volgen. Het pad gaat door een prachtig beukenbos. De zwarte stammen staan stoer het ontluikende groene bladerdek te tillen. We kunnen over de zee kijken en zien bootjes varen. Bij een hekwerk lopen we naar de rand en zien prachtig in de zon de witte ‘Koningsstuhl’ liggen. Ook de andere zijde laat witte rotsen zien. We wandelen verder en genieten van de mooie lege ruimte onder de boomkruinen. Beukenlover laat geen zonlicht door waardoor op de bosgrond niets anders groeit dan de boom zelf. Opnieuw een uitkijkpunt. Een prachtige rotsformatie met scherpe punten en fraaie vergezichten over het water, wachten op ons. Via een ander pad gaat de wandeltocht terug naar de fietsen. Nooit zullen we begrijpen waarvoor we entreegeld hebben betaald.
Maandag 29 april
Bij het ontwaken, schijnt in Putgarten volop de zon. Met de leden van de camperexpeditie gaat het wat minder. We besluiten er een rustige ochtend van te maken zonder al teveel drukte. Na de koffie kan ik de verlokkingen van Kaap Ancona niet weerstaan en besluit in m’n eentje de kaap te verkennen. Ook Putgarten is zeer toeristisch. Ondanks het koude weer lopen al weer tientallen gasten tussen de aanbiedingen. Ook het een kilometer lange pad naar de vuurtoren bevat veel wandelaars ondanks de toeristentrein die consequent vanaf de parking naar de punt heen en weer reist.
Geen kassa, deze keer. Ik kan ongehinderd de landpunt bereiken en volg het fiets/voetpad naar Gellort. Een stevige wind zorgt ervoor dat fikse golven het land bestoken. Het is altijd een fantastisch gehoor. Een lange trap overbrugt het grote hoogteverschil naar het strand. Ik kom oog in oog te staan met de siebenschneidenstein, die doorgaat voor een van de grootste keien op Rugen. Overigens is het bezaaid met stenen maar dan van een minder formaat. Vanaf het strand is de lange en hoge kustlijn een mooi gezicht.
Als iedereen weer wat is opgeknapt zetten we koers naar Prora. Zeeen van ruimte maar nergens is het geoorloofd te parkeren. Een boze portier van het Oldtimermuseum komt ons persoonlijk verjagen met een dreigement van de Schleppwagen. Een eindje verderop komt toch nog een aardige parkeerplaats te voorschijn. Daarna slenteren we richting strand om de bizarre overheidsgebouwen langs het strand te kunnen zien. In de jaren dertig vorige eeuw liet nazi-Duitsland hier een enorm vakantiecomplex bouwen om soldaten en arbeiders ontspanning te kunnen bieden. Viereneenhalve kilometer kust is bebouwd met eigenlijk een lang gebouw.
Het is nooit gebruikt want toen de oorlog begon was het nog niet klaar. Later heeft de DDR en Rusland er militairen in gelegerd gehad. Na de wende wordt het stukje bij beetje een nieuwe bestemming gegeven. Er is een jeugdherberg in gevestigd. Ook zijn er veel appartementen in gebouwd en heeft een hotel een heel stuk in gebruik genomen na een grondige opknapbeurt. Maar hele stukken gebouw staan nog leeg. Graffiti, open vensters en vervallen stucwerk geven het een vervallen aanblik.
Na Middenhagen rijden we een eind de landtong op. Al gauw verschijnt de Baltische zee naast ons. Verweg van de laatste dorpskern weten we een parkeerplaats nabij een whiskeystokerij. Het is lastig om een beetje horizontaal te komen staan maar we hebben een geweldig uitzicht over het water. Aan de overzijde rijst een hoge heuvelrug op uit het water. Bloeiende bomen versieren onze kant. We besluiten hier de nacht door te brengen.
Dinsdag 30 april
Langzaam zwemt de haai onze kant uit. Ik doe een stap achteruit maar merk dat ik niet verder kan. De bek van het dier gaat open. Grote scherpe tanden worden zichtbaar. Het lijkt of de tijd stil valt en er een ijzingwekkende stilte neerdaalt over ons. Het beest is nu slechts een paar decimeter van ons verwijderd en lijkt niet meer te stoppen.
De meneer achter de kassa ziet mijn fototoestel en vraagt of ik ga fotograferen. Ik knik. Dan komt er nog een euro bij, zegt hij. De kassa rekent. Het totaal komt uit op 35 euro. Samen met Hanna mag ik nu het Ozeanium binnenlopen. Met een roltrap stijgen we naar de vierde verdieping waar de tour door noordelijke zeeen kan beginnen.
We krijgen eerst veel droge vissen te zien. De geologie van de aarde wordt met duidelijke afbeeldingen en maquettes uitgelegd. Het essentiële belang van koolstof voor alles wat leeft wordt benadrukt. De CO2 cyclus staat klip en klaar op een grote kaart. Voor veel politici zou deze info een grondige omslag in hun denken betekenen. Veel zeedieren hangen nagemaakt in hun biotoop en tekstborden maken ons veel wijzer.
Vanaf de tweede verdieping komt er water in het spel. Als eerste is de Oostzee aan de beurt. Alles wat daar onder het wateroppervlak aan leven voorkomt, zwemt nu in rondjes aan ons voorbij. We zien piepkleine garnaaltjes rondkringelen in de hun aangemeten waterbak. Duizenden haringen krioelen in een groot aquarium verderop. We zien platvissen volledig in de kleur van de zeebodem waardoor ze lang onopgemerkt blijven. Dan volgt de hal met de zeefauna van de Noordzee. Schattige zeepaardjes hangen met hun staart vast aan een bodemplant. Zeesterren in de meest mooie kleuren zitten vastgeplakt aan rotsen. Kwallen en anemonen laten ons nadenken wat nu eigenlijk het verschil is tussen dier en plant.
We lopen door een tunnel onder een aquarium. Grote vissen zwemmen naast en boven ons. Achter een enorme glazen wand zwemmen talloze soorten doorelkaar. Een compleet scheepswrak ligt op de bodem. De vissen glijden door de patrijspoorten naar buiten. Een grote rog laat zijn oppervlakte trots zien door vlak achter het glas langs te zwemmen en verdwijnt mat schitterende vleugelslagen naar de achtergrond. Vanuit het donker komt een haai recht op ons af………….
In de laatste hal zijn de zeereuzen uitgestald. In levende lijve zou pas echt spectaculair zijn geweest maar dat krijgen zelfs de Duitsers niet voor elkaar. Nagemaakt maar levensecht en groot hangen ze aan het plafond. De potvis en blauwe vinvis zijn giganten met een lengte van wel 34 meter. Maar ook orka’s en dolfijnen hebben een plek hier gekregen.
We fietsen door Stralsund weer terug naar de camper. Ruime vier uur hebben we ons geboeid laten meenemen naar de onderwaterwereld.
Woensdag 1 mei
Met het vertrek uit Stralsund keren we Rugen definitief de rug toe. In Greifswald stoppen we om daar de kloosterruine te bekijken. In het jaar 1199 is hier de eerste steen gelegd voor het onderkomen van de monniken. Gedurende honderden jaren gingen religie en hard werken hier hand in hand. Maar het raakte daarna in verval. Bij het binnenkomen van de kloostertuin zien we de achterkant en verbazen ons over het bizarre metselwerk. Talloze keren is de muur onderhanden genomen met telkens een andere visie op de functionaliteit. Dit levert een lapwerk op van bouwstijlen, steenkeuzes en bouwrichting.
Van de voormalig kloosterkerk staat alleen nog de voorgevel overeind. De vroegere draagpilaren staan nu nutteloos in het gras, omringd door bomen. Alle houtwerk is allang vergaan zodat van het dak niets meer is waar te nemen. Een losse muur met enkele poorten staat ietwat afzijdig. Een enkele grafsteen is in een zijmuur gemetseld met daarop nog de tekens en inscriptie van de realisatie. Een heerlijk mystiek gevoel hangt rondom de ruïne.
We komen in de dorpskern van Freest te staan. Een klein veldje achter de huizen en bij een begraafplaats biedt ons een prima plek. We wandelen naar de haven om met de fietsveer over te varen naar Peenemunde. Daar wacht een museum op ons bezoek. Nadat de kapitein ons duidelijk heeft gemaakt dat de laatste terugvaart al om 16.00 uur is, zien we af van de overtocht.
We dwalen door de kleine pittoreske vissershaven. Schitterende oude vissersboten liggen langs de kade. Allen nog in dagelijks gebruik. Hier en daar wordt de vers gevangen vis verwerkt. Iedere schipper heeft z’n eigen schuurtje waarvoor afgemeerd kan worden. Het is koud vandaag en we stappen een café binnen om daar een kop koffie te drinken.
Morgen laten we ons verschepen naar het techniekmuseum waar het verhaal wordt vertelt van de V1 en V2 raketten. Toen bedreigende oorlogswapens maar later uitgegroeid tot de basis van de ruimtevaart.
Donderdag 2 mei
We staan op historische grond met een dubieus verleden. Een grote zwart-wit geschilderde raket staat rechtop de ruimte in te wijzen. Daarachter zien we een treinstel uit de jaren ‘40 vorige eeuw. Ernaast ligt een groengeschilderde lanceerbaan. Een gevleugelde raket met straalmotor lijkt klaar te liggen om te worden afgevuurd. Verderop is een groot gebouw waarop de letters ‘ ausstellung’ staan.
We gaan daar naar binnen. Alle trappen brengen ons naar de derde verdieping waar de rondleiding begint.
Dit is de plaats waar de ruimtevaart haar oorsprong heeft. Nazi-Duitsland wilde moderne wapens en raket-geleerden wilden carrière. Ze bleken een goede combinatie. De eerste modellen dateren al van 1928. Maar verre van goed. Bij Peenemunde, ver weggestopt op een lastig bereikbaar schiereiland, mochten de bouwers sleutelen. Geld en arbeidskracht speelden geen rol. De nazi’s leverden wat de wetenschappers vroegen. Door de jaren heen waren er diverse proeflanceringen met wisselend succes.
Werner von Braun was een van hen. Hij was bezeten van raketten en ruimtevaart en greep dankbaar zijn kansen. Iedere mislukking was een nuttig leermoment. Opnieuw werd er gerekend en het model aangepast. De stuwkracht veranderde van explosief naar beheerste energie. Een turbo werd geplaatst. Ballast werd op de juiste plaatsen toegevoegd.
De oorlog brak uit. Na een paar jaar kwam de tegenslag. Bij Stalingrad werden grote verliezen geleden. Voor Peenemunde leek het over. De plek werd door de Engelsen ontdekt en zwaar gebombardeerd. De druk van de legerleiding op de raketontwerpers werd opgevoerd. Von Braun werd zelfs door de Gestapo gearresteerd. Maar 16 juni ‘44 maakte de Duitsers nog nerveuzer. Von Braun werd weer aan de tekentafel gezet omdat hij beloofde binnen drie maanden met een werkende raket te komen. De fabriek werd naar de Harz verplaatst. Hitler had een vergeldungswaffen nodig en zo werd het beoogde exemplaar V1 genoemd. De proef slaagde, De productie kon beginnen. In de herfst van ‘44 vielen de eerste dodelijke projectielen neer in Engeland. Maar ze waren nog slecht te richten en het doel werd nooit geraakt. Een enkele zaaide dood en verderf in Londen. Von Braun bracht verbeteringen aan en de V2 was geboren. Maar de verliezen werden te groot en de geallieerden rukten Duitsland binnen.
Von Braun was raketbouwer en geen militair. Hij zag aankomen dat hij bij de verliezers ging behoren en besloot over te lopen naar de Amerikanen. Daar kon hij vast verder werken aan zijn droom om mensen de ruimte in te sturen en bezoeken af te leggen aan de Maan en Mars. Zijn opzet lukte en na de oorlog werkte hij in Amerika aan het ruimtevaartprogramma. Van Kennedy kreeg hij vrij baan. Groot was zijn triomf toen in 1969 een Apollo-raket twee astronauten op de Maan liet landen.
Tegen de avond staan wij in Polen. Het uiterste oosten van Usedom is een stukje Polen en daar parkeren we de campers aan de rivier de Swina. Niet geheel zonder slag of stoot maar uiteindelijk staan we vlak met een prachtig uitzicht op het water.
Vrijdag 3 mei
Otto was er zo eentje. Een jonge wetenschapper aan het eind van de 19e eeuw. Er lagen volop kansen. De industriële revolutie was gaande. Olie was pas ontdekt en zou een geweldige welvaartsexplosie veroorzaken. Otto was ambitieus. De techniek had zijn belangstelling. Hij wilde wat betekenen voor de mensheid.
Een ding was helemaal zijn fascinatie; vliegen. Urenlang kon hij naar de vogels kijken. Minitueus analyseerde hij hun vleugelslag. Hoe wist hij nog nog niet maar het was hem duidelijk dat het zou lukken. De mens zou ooit eens vliegen. Samen met zijn broer was hij steeds nuttiger apparaten aan het uitvinden. Ze ontwierpen een schraapmachine die het werk in de steengroeve een stuk lichter maakte. Ze bouwden een pomp die meer capaciteit had dan alle vorige.
Maar het vliegen, daar lag zijn passie. Na tekeningen te hebben gemaakt hoe het volgens hem moest kunnen, ging hij aan het knutselen. Hij had de vleugel perfect nagemaakt. Via touwen en lieren kon hij ze laten bewegen. De testdag werd een teleurstelling. Al na twee meter lag hij met zijn installatie op de grond. Hij zette zijn teleurstelling aan de kant. Wat ging fout? Hoe kan het beter? Opnieuw stak hij veel tijd in een verbeterd model.
Meer dan tien vliegapparaten had hij ontworpen die allen nog een gebrek vertoonden. Meer dan 10 meter had hij nog niet gehaald. Wel was hem inmiddels duidelijk geworden dat de vleugel stabiel moest zijn. Eronder moest lucht zich kunnen verzamelen en door de vorm zou er dan voorwaartse kracht ontstaan. Een hele winter knutselde hij aan het ontwerp. Een proefvluchtje achter de werkplaats gaf hem goede hoop.
Tegen de dorpelingen vertelde hij dat hij als eerste mens zou vliegen vanaf de hoge heuvel. De grote dag brak aan. Met vereende kracht brachten ze zijn vliegapparaat naar de top. Hij bond zichzelf vast aan het frame. Hij had het berekend hoe zijn gewicht het vliegtuig in balans zou houden. Met het hart in de keel maar vol goede moed stortte hij zich naar beneden. De wind kwam onder de vleugels en waren in staat hem te dragen. In een prachtige glijvlucht zweefde hij van de heuvel naar beneden. Maar liefst 250 meter verder kwam hij zacht terug op Aarde. Het was gelukt. De eerste mens had gevlogen.
Wij lopen in het Otto Lilienthal museum in Anklam. Het levensverhaal van deze luchtvaartpionier is door diverse ruimtes heen geschreven. We zien de replica’s van zijn ontwerpen. De grote deltavlieger waarmee hij succes had, hangt groots aan het plafond. We lezen dat de gebroeders Wright slechts 10 jaar later met een toestel de Atlantische oceaan overvlogen, gebaseerd op zijn techniek,
‘s Avonds staan we in Neubrandenburg op een groot plein. Een wandeling naar het oude centrum brengt ons bij de oude stadsmuur met een schitterende dubbele poort. Maar het stadshart erachter is niet datgene wat je zou verwachten. Rechte straten met grote betonnen bouwblokken. We beseffen dat de vele bombardementen in de oorlogsjaren ook hun tol hebben geeist in deze stad.
Zaterdag 4 mei
Dodenherdenking in Nederland. Vandaag is met gisteren voor mij persoonlijk een wond in mijn leven. Nooit gaat het over, de tijd verandert het perspectief.
Voor velen was het leed van WOII onnoemlijk groot. We staan in Ravensbruck. Voorzichtig lopen we de grote memorial-hal binnen. Entree wordt niet gevraagd, wel een schappelijk bedrag voor een audiogids. In het voormalige SS-hoofdkwartier begint de rondleiding. Getallen op de muur. 140.000 vrouwen uit meer dan 30 landen hebben hier helse pijn, grote vernedering, uitbuiting en minachting moeten doorstaan.
Gevangen moesten de eigen kampkleding maken. Altijd te schaars en te weinig isolerend. In de barre winters betekende het kou lijden. Iedereen werd ingezet voor dwangarbeid. Het betere werk was binnen in het naaiatelier of keuken. Buiten was het afzien, slepen met bouwmaterialen, sjorren aan overbeladen karren. Wie zwakte toonde kwam niet door de inspectie. Deze stumpers vielen in wrede handen en werden vermoord, vergast. Op een hoek van het terrein stond een crematorium. Daarin werden de lijken verbrand. De schoorsteen rookte onophoudelijk. De overlevers werden gejend: “werk door, anders ga je ook door de schoorsteen”. Velen overleefden de wreedheden niet. Een kleine 40.000 vrouwen stierven in dit kamp. Een groot deel vond de dood toen de redding nabij was. Het sovjetleger naderde in 1945. De SS dreven de gevangenen naar het westen in een dodenmars om de gruwelen te maskeren. Te zwak om ver te lopen, bekochten grote aantallen dit met de dood.
Zelfs na de bevrijding waren sommige dusdanig verzwakt dat het einde onvermijdelijk bleek. De beulen kwamen voor het gerecht, eerst door de geallieerden, later door de nieuwe Duitse regering, Uiteindelijk hebben maar een beperkt aantal daders moeten boeten. De meeste konden verder met hun leven zonder enige straf.
We zwerven over het zeer uitgebreide terrein. De barakken zijn verdwenen. De contouren zijn zichtbaar gemaakt. Achterin staat de werkplaats voor de textielarbeid nog overeind. Een indringende fotoreportage over de lotgevallen van de Roma en de Sinti maakt ons nog stiller. Beeldende kunstenaars hebben lijden en hoop wonderlijk goed in vormen weten uit te drukken.
We verlaten het kamp. Het besef dat mensen in beesten kunnen veranderen als vrijheid verandert in controle maakt ons bewust van het feit dat we altijd wakker moeten blijven en alert dienen te reageren als grote leugens massanieuws gaan worden.
Zondag 5 mei
We gaan van Boek naar Speck. Op de fiets. Om ons heen is bos. Het pad is niet vlak maar gemene heuvels blijven uit de buurt. Hier is het laagland. Het gebied is wel bijzonder. Grote uitgestrekte beukenbossen worden afgewisseld door meren, veel meren, Volgens de kenners meer dan 130 meren. We zien het water door de bomen glinsteren.
We fietsen door het Nationaalpark Muritz. Er gelden hier beperkingen. Auto’s mogen hier niet komen, alleen wandelaars en fietsers. Dit is begrijpelijk omdat dit uitgestrekte gebied veel waardevolle flora en fauna bezit. In dit gebied broedt de visarend. Een zeer zeldzame vogel. Ongeveer 20 paartjes zijn recentelijk geteld. Ook zijn neef, de zeearend, komt hier voor. Hoe we ook turen en de horizon afspeuren, we krijgen ze niet te zien. Het is te hopen dat de windmolens hier wegblijven. Anders is het snel over met de populatie.
Het park is het grootste in Duitsland. Naast de arenden komt ook de kraanvogel graag in dit gebied. Op de gronden worden runderen en schapen uitgezet om te grazen. Na krap een uur trappen komen we in Speck aan. Een gehucht met een paar huizen. Een boerderij met een eigen poort is het grootste bouwwerk, hoewel er wonderwel ook een leegstaand flatgebouw staat. Waarvoor het dient is onduidelijk, zal wel een erfenis uit de DDR-tijd zijn. We bezoeken een schattig klein kerkje wat ietwat afgezonderd staat van de huizen.
Vanmorgen zijn we vertrokken uit Rheinsberg. Gisteravond hebben Jan en ik door het park rondom het Schloss gezworven. Dit gebouw ligt prachtig op een eiland bij een groot meer. Het is een en al allure en voornaamheid wat er vanaf straalt. Zeer fraai gebouwd met speelse torens en een zuilengang. In Mirow stoppen we. Ook hier ligt weer zo’n prachtig Schloss. Dit deel van Duitsland heette indertijd Pruisen. De adel investeerde in prachtige landhuizen om hun rijkdom te laten zien. Het exemplaar van Mirow is minder statig maar wel schitterend gelegen bij het water. We wandelen er omheen en komen op het ‘Liebesinsel’ te staan via een mooie gietijzeren brug.
Aan het einde van de dag parkeren we vlakbij Jabel. Een brede grasstrook bij alweer een meer biedt een prachtige standplaats. Er is geen ander levend ziel te ontdekken. Heerlijk, de grote stille ruimte, die je hier nog volop vindt.
Maandag 6 mei
Ik dwaal een lang bospad op. Het bos wijkt enkele meters terug. Dit is het domein van de Duitse Staatsbosbeheer. Een groot bord met een landkaart zegt dat over 900 meter informatie wordt gegeven. Mijn nieuwsgierigheid wint het van mijn luiheid. Het pad loopt op. Naast mij is een koolzaadveld. Een smalle doorgang biedt mij de kans naar het perceel te gaan. Een jagershut staat tegen de bosrand aangeduwd. Ik klim erin en heb zo een prachtig uitzicht over het platteland. Meerdere gele oppervlakten verraden intensieve teelt van koolzaad.
Als ik aankom op het informatiepunt, tref ik daar een hele ploeg werklui. Het is schafttijd en de meesten zitten onder een afdak van hun lunch te genieten. Een grote partij bosmaaiers ligt werkloos op de grond. Mijn blik gaat naar de grasrand. Goed, er staat inderdaad een beetje gras en het heeft wat hoogte. Een stukje is reeds gemaaid. Een werkman zorgt voor de warme hap. Een barbecue staat al stevig te smeulen en over niet al te lange tijd kan de bratwurst zijn positie innemen.
De twee informatieborden vertellen iets over beukenbossen en een aantal eiken. Daarnaast wordt er uitleg over een spechtsoort gegeven. Enige toelichting gaat over het leven van een insect.
Ik loop terug en vraag me af of voor deze ietwat overbodige klus er niet sprake is van enige overbezetting.
We zijn in Gustrow aangekomen. Op het parkeerterrein vlakbij de Altstadt veroveren we twee plaatsen. Het is koud en soms valt er wat lichte regen. Aan het begin van de avond wandelen we het oude stadsdeel binnen. Een enorm massief Schloss eist alle aandacht op. We lopen door de authentieke straatjes rondom het prachtige Rathaus. De meeste panden getuigen van een eeuwenoude historie. Twee grote kerken markeren het centrum. De deuren zijn gesloten maar van buitenaf kunnen we goed inschatten dat er veel mensen in passen. Door de kou en omdat het maandagavond is, zijn er maar weinig mensen op straat. Wij stellen ons voor dat op een warme dag het hier heel gezellig kan zijn.
Dinsdag 7 mei
‘Sind sie Renten’, vraagt de dame beleefd. Ik knik. Opnieuw gaat ze los op de kassa. Het totale bedrag waarvoor ik Hanna en mijzelf het toegangsrecht verschaf komt uit op negen euro. Met ons grijze haar weer mooi vier euro bespaart. Ik hoor dat Rita dezelfde deal sluit. We mogen verder.
Als eerste gaan we de kelder in. Twee wenteltrappen naar beneden. Een zwoele vochtige lucht stroomt ons tegemoet als we door de deur naar binnenstappen. Een vriendelijke mevrouw checkt de toegangsbewijzen. Gelukkig heeft ze geen op- of aanmerkingen. We komen in een ruimte met veel houtwerk. Levens grote beelden en een groot drieluik, vol met tafereeltjes in mooie kleuren geschilderd, krijgen we hier te zien. Waarschijnlijk om deze kostbare anthiekiteit in goede conditie te houden staat de vochtmachine te loeien.
Om van de kelder naar de eerste verdieping te komen, moeten we weer het nodige klimwerk verrichten. Na wederom kaartcontrole staan we in een prachtige zaal. Deze ademt gewoon de renaissance. Vooral het plafond is indrukwekkend. Het bestaat uit diverse panelen met een driedimensionale afbeelding. Jagers, priesters, mooie dames en allerlei wild is kunstig uitgebeeld. Geen paneel is gelijk en er steken armen en benen, geweien, wapens en huishoudelijke attributen van bovenaf de zaal in. De bovenkant van de wanden zijn versierd met herten in allerlei poses. Een mooie houtenvloer maakt het plaatje keurig af. In ruimtes verderop veranderen de vloeren in indrukwekkende mozaiekpatronen.
Dankzij een zaalwacht komen we er achter dat ook op de begaande grond er het nodige voor ons is uitgestald. Eerst kaartcontrole, die komen we ook nu weer goed door. Dan staan we in een zaal met wonderlijke schilderijen van een eenhoorn, tijger, dromedaris en een olifant. Het zijn jachttaferelen die goed aansluiten bij het uitgestalde schiettuig. Pistolen uit de 16e eeuw en grote jachtgeweren uit dezelfde tijd, pronken nu onschuldig in de vitrines. Daarna volgen zalen met een torenkamer en met kerkelijke relikwieën tentoongesteld. We zijn klaar en trekken naar de Franse tuin.
We waarderen de inspanningen van de vrijwilligers van Schloss Gustrow enorm. Het is boeiend om een dergelijk indrukwekkend gebouw van binnen te mogen bekijken. Toch is het jammer dat de inrichting niet de 18e eeuwse aaankleding had, compleet met meubels en gebruiksvoorwerpen maar een allegaartje aan verzamelingen van diverse voorwerpen uit meerdere landen en over verschillende perioden. Dat maakte het wat onsamenhangend.
‘s Avonds lopen we langs het meer van Plau am See. Aan de steigers liggen luxueuze jachten. Op de oever staan prachtige huizen. Er zijn restaurants, hotels en vele snackgelegenheden. We lopen over een grote camping. Het is duidelijk dat als het weer mooi is en velen vakantie hebben dat het hier heel levendig kan zijn. Nu is alles nog dicht en gesloten en staan we ook als enigen op een groot parkeerterrein. De omgeving is schitterend; grote meren in een decor van beboste heuvels. De DDR is hier verleden tijd en is veranderd in een mondaine badplaats.
Woensdag 8 mei
Hertog Ludwig bouwde in de 17e eeuw een imponerende residentie. Hij was erg tevreden over het resultaat. Hij gaf het de veelzeggende naam: ‘Ludwigslust’. Al gauw domineerde het gigantische landhuis het dorp waar het vlakbij was gebouwd. Om vergissingen te voorkomen werd de naam van het dorp dan ook maar omgezet in dezelfde naam als die van het Schloss.
Onze camper rijdt Ludwigslust binnen. De doorverwijzing leidt naar P1. We worden naast het indrukwekkende slot geparkeerd. We weten van de schone schijn en willen dit zelf ervaren. Bij de kassa weet ik wat ik behoor te zeggen; wir sind Renten. Het werkt ook nu: de prijs gaat van 6,50 naar 4,50. We worden de trap op gestuurd. Het is meteen raak. Nadat we door een vertrek met wat schilderijen zijn geloodst, staan we plotsklaps midden in het pronkstuk: de balzaal.
Het is alles goud wat er blinkt. De zaal die de hoogte van twee verdiepingen mee heeft gekregen maakt een verpletterende indruk. Grote kroonluchters hangen aan het plafond. Korinthische pilaren met goud inleg lijken noodzakelijk voor de ondersteunig. Vele decoraties versieren de wanden en het plafond. Prachtige gordijnen draperen de vensters. Het is uitgevoerd in een overdreven rococo stijl. De goudkleur steekt stijlvol af tegen het lichtgrijze. Maar het geheim van deze pracht is dat de ornamenten niet uit hout zijn gesneden of van gips zijn geboetseerd maar zijn gecreëerd uit papier marche. Het Ludwigluster Carton werd destijds enigszins spottend gezegd.
In de DDR-tijd is het pand sterk verwaarloosd. Maar de Duitsers werken nu al 20 jaar keihard aan een rehabilitatie. En ze zijn trots op wat ze tot nu toe hebben bereikt. De zaalwacht laat ons met brede glimlach zien hoe een beeldmachine werkt, zodat we kennis kunnen maken met enkele machtige hertogen. Als we dreigen enkele tekeningen van hertog Joseph de eerste te missen, grijpt ze in. We wandelen nog door prachtige ingerichte zalen zoals de schilderijengalerei, de diverse gastenverblijven en de slaapkamer. Dan komt het bordje ‘Ende tour’. In het inpandige café, vol met hertengeweien, drinken we koffie. Om daarna via het uitgebreide park met watervallen de terugtocht naar de campers in te zetten.
Donderdag 9 mei
Enthousiast komt de man achter z’n balie vandaan. Hij wijst naar de trap. Nog voordat we een eerste stap kunnen zetten, staat hij al op de onderste treden. “Volg mij”, klinkt zijn stem hulpvaardig. We hebben geen keus en klauteren achter onze gids aan. Op de eerste verdieping worden we feitelijk door enkele vertrekken geduwd. Onderweg zien we allerlei voorwerpen en landkaarten. Maar eventuele belangstelling moeten we onderdrukken, daarvoor is de leidsman te dwingend.
Dan komt hij tot rust in een klein kamertje voorin het gebouw. Op de wand zien we schilderijen van een jonge Beatrix en Claus. Op een tafel liggen tientallen boeken, in het Nederlands, die over het Oranjehuis gaan. Grote krantenkoppen hangen als muurkranten aan de wand. Een grote foto met Beatrix en Claus, die op een balkon voor de massaal uitgelopen bevolking van Hitzacker, vriendelijk staan te stralen en te zwaaien. De museummedewerker begint uit te leggen waar het geboortehuis van Claus staat. Deze is niet te bezoeken. ‘Privat’, zegt hij enigszins bedremmeld.
Het kamertje annex gaat door met informatie over onze voormalige prins-gemaal. Er hangt een nogal aanmatigende folder van de anti-beweging die nogal beledigende taal bevat jegens de Duitsers. Een artikel uit het Parool, geplaatst kort na zijn overlijden, maakt het verhaal af.
We krijgen nog te horen dat Hitzacker de gloednieuwe Elbe-boulevard naar Claus heeft genoemd. Tergelegenheid daarvan is Willem Alexander op bezoek geweest om deze te openen. Een foto getuigt van dit feit.
Sinds gisteravond staan we op het camperplein van Hitzacker. Het is een klein onbetekenend stadje. Gedurende 44 jaar heeft het aandacht gehad omdat het bovenop de grens met de voormalige DDR lag. Het museum vertelt het trieste verhaal van moedige mannen die hun vlucht naar de vrijheid met de dood hebben moeten bekopen. Het veerpont heeft al die tijd stil aan de kant gelegen maar is in november 1989 direct weer gaan varen.
Omdat we ons een ticket voor twee musea hebben laten aanpraten, gaan we op zoek naar het archeologisch centrum. We zijn de enige bezoekers constateren we bij binnenkomst. Dit verhindert niet dat de kassajuffrouw naar buiten komt en ons uitlegt aan de hand van de kaart hoe de looproute door het centrum is. Het park wil een beeld geven van de steen- en bronstijd. Dat lukt maar matig, ondanks drie replica’s van het type woonhuis uit die tijd. Waarschijnlijk komt dit doordat binnen moderne lichtbakken met informatie staan. Voor een sfeerbeeld helpt dat niet. We struinen langs kruidentuintjes, bakovens en een offerplaats. Hoe de vuursteen het leven destijds veraangenaamde valt op het infobord bij een bak met stenen te lezen.
Toch hebben we waardering voor de initiatieven hier. Een drukbezocht camperplein zorgt mede voor het aantrekken van het toerisme voor het prachtige binnenstadje met vakwerkhuizen in de leuke straatjes.
Vrijdag 10 mei
We rijden weer westwaarts. Het landschap passeert golvend. Opnieuw bosrijk gebied om ons heen. Het druilert en zo nu en dan komt het tot een volwassen bui. De drie wissers hebben er geen probleem mee. Het is verre van warm. Op straat zien we dikke jassen en paraplu’s. Provinciale wegen hier hebben een enorm voordeel; het rijdt lekker door. Op de radio horen we berichten over kilometerslange ‘stau und stockendes verkehr’. Maar dat zijn de ‘snel’wegen.
Nabij Walsrode ligt een groot vogelpark. Het moet er bijzonder mooi zijn, want de entree is 23 euro per persoon. We nemen de gok niet. Maar het parkeerterrein bevat een zeer ruime gelegenheid om campers te plaatsen. Het staat in een zeer groene omgeving. Daarom is het voor ons een aantrekkelijk haltepunt. Het wordt een middag om andere camperaars te bestuderen. De druiligheid droogt op. Ik maak een slag over het parkeerterrein. Er staat een groot hotel, een restaurant en een ‘raucherij’, geen idee wat dit laatste inhoudt maar het gebouw is heel stijlvol. Voor mensen die niet naar vogels willen kijken is er ook ander vertier. Een perceel weiland is ingericht voor voetgolf. Vandaag is er geen belangstelling voor. Daarnaast ligt een ‘kletterwald’. Dat is voor waaghalzen, hoewel de inspectie ervoor heeft gezorgd dat er niets mis kan gaan. Er zijn meer veiligheidslijnen te zien dan kabels waarvoor stoerheid is vereist. Een paar kinderen worden angstvallig door hun ouders begeleid op deze helletocht.
Later in de middag komen er ook twee campers in overtreffende trap het terrein opleuken. Een Concorde Charisma en een Morelo Palace komen gebroederlijk inparkeren. De namen geven al voldoende informatie over het formaat. De inzittenden zijn echte Duitsers. Hoewel ze over veel binnenruimte beschikken, worden de stoelen bij 11 graden buitengeplaatst. De barbecue komt aan, evenals een jas.
Vanaf 18.00 uur doet de zon weer volop mee zodat ons groene bos een vriendelijk karakter krijgt. Er komen meerdere campers de bestaande rijen aanvullen. De vraag blijft of ze morgen langs de kassa gaan.
Zaterdag 11 mei
Het wordt vlakker. Ook vandaag is het westwaarts. Natuur krijgt in deze regio nog alle ruimte. Regelmatig verdwijnen we in het bos. Prachtige landschappen met authentieke boerenhuizen, zo nu en dan nog verfraait met een veld koolzaad in de bloei, trekken aan ons voorbij.
Halverwege de rit is het lunchtijd. In welk land we ons ook bevinden, overal voltrekt zich hetzelfde proces. Met een camper kun je niet in de berm gaan staan, je hebt wel een ruim plekje nodig. Nu wordt er langs de weg wel eens een parkeerstrook aangelegd. Een blauwbord met een levensgrote P kondigt het van tevoren aan. Behalve als je er op naar zoek bent. Vanaf 12.15 uur staat de blik op scherp. De zoektocht naar een geschikte halte is begonnen. Maar de route geeft niets prijs. Geen klein terreintje bij een mededelingenbord, geen kort doodlopend weggetje, laat staan een formele ‘P’ met een mooie van de rijbaan afgeleide strook asfalt met picknicktafel en vuilnisbak.
We rijden en we rijden. Vangrails aan beide zijden, een dorp zonder parkeerhavens, een drukke weg met smalle bermen maar geen enkele gelegenheid om even te stoppen. De maag knort, de klok gaat voorbij 13.00 uur. Nog geen enkele manier gezien om even van de weg te raken.
Dan opluchting, we willen naar rechts maar rechtdoor een boerenweggetje met een brede berm. We staan. De tafel wordt gedekt en tevreden werken we de lunch naar binnen. Het uitzicht is fraai. Het licht gloeiende veld met een soort havergewas probeert het gemis aan een vlotte stop wat goed te maken. We ruimen af en rommelen nog even wat. Dan start ik de motor en vervolgen we ons traject.
Nog geen 500 meter verder biedt een prachtig open veldje zich aan. We slaan af en komen opnieuw door het bos te rijden. Een grote blauwe ‘P’ meldt dat er een ‘raststatte’ is aangelegd en de reiziger een rustplaats kan bieden. Je zou zeggen: ‘had nog even door gereden’. Maar zo werkt dat niet. Als je niet was gestopt bij dat boerenweggetje dan waren de latere opties er niet geweest. Deze ervaring zeulen niet alleen wij met ons mee, we horen het met regelmaat terug van anderen. Conclusie: zoek niet om een stopplaats want dan zijn ze er niet.
We parkeren in Cloppenburg bij het openluchtmuseum, zonder het te bezoeken. Een mooie groene omgeving en omdat de zon schijnt kunnen we na een week weer eens lekker buiten zitten. Morgen gaan we richting huis en daarom gaan we met z’n vieren lekker uit eten in de stad. Een steakrestaurant zet ons heerlijke gerechten voor en dat laat een ieder zich lekker smaken.
Zondag 12 mei
De finale. Duitsland kort in hoog tempo in. Bij Bourtange gaan we de grens over. Wat een heerlijk kneuterig binnenkomen. Smalle 60-km weggetjes kronkelen om het ooit eens dappere vestingstadje heen. De Duitse zender stoort en een update brengt Skyradio terug in de boxen. We stoppen in Vlagtwedde. Het is lunchtijd. Ik wandel door de hoofdstraat om een frisse neus te halen. Het is nog steeds koud maar de zon probeert toch wat voorjaarsgevoel over te brengen. We constateren dat het de afgelopen weken ook in Nederland wat groener is geworden. Via de A7 leggen we de laatste kilometers af. Op de horizon begint de Martinitoren steeds duidelijker vorm te krijgen.
We hebben kennis gemaakt met Mecklenburg. Een mooi landelijk gebied, met een ruige, rafelige kust. Stranden, witte kliffen en lange stranden bepalen het aangezicht. In het binnenland liggen prachtige meren, gevangen tussen heuvels en uitgestrekte bossen. In het voorjaar wordt de kleur van het veld bepaalt door het vele koolzaad. Soms rijd je urenlang door gele zeeën. Statige landhuizen, vaak daterend uit de 18e eeuw, geven de streek een voorname uitstraling. Duitsers noemen ze met enige trots een ‘Schloss’.
De bevolking heeft zich na dertig jaar de westerse levensstijl volledig eigen gemaakt. Het straatbeeld wordt bepaald door de bekende Duitse automerken, waarbij de topmodellen regelmatig voorkomen. Heel mooi is het om te zien dat men het culturele erfgoed met vereende kracht aan het conserveren is. Vaak met behulp van financiële middelen uit de EU. De streek is een bezoek zeker waard. Wij hebben genoten van hetgeen het ons te bieden had. Vooral de kust was druk met campers en kwam het toerisme alweer op gang. Zomers zal het hier ongetwijfeld gezellig druk zijn. Het merengebied raakt goed ontsloten. Vele jachthavens met mooie jachten zijn hier getuige van. Kanalen met sluizen zorgen voor de onderlinge verbinding. Mecklenburg heeft ons aangenaam verrast en we zullen zeker een keer terugkomen om de nog talrijke niet bezochte steden en attracties alsnog te aan te doen.
Van onze reis door Mecklenburg heb ik een korte videofilm gemaakt met beelden van een paar bezochte gebieden: