route frankrijk

We zijn op weg naar Portugal. Of ik nu wil of niet, dat betekent reizen door Frankrijk. Maar het is geen straf. Het land heeft zoveel bezienswaardigheden dat er telkens wel weer wat nieuws te ontdekken valt.


Zaterdag 14 juli

We zitten ondergedoken in een hoeve. Om ons heen zijn zware inslagen van kanonskogels. De grond beeft onder het komen aanstormen van de cavalerie. Er klinken vreselijke kreten. Vanaf het dak volgt een onophoudelijk geweersalvo. De commandanten brullen boven het oorlogsgeweld uit hun bevelen. Soldaten zoeken dekking achter de bomen. Om ons heen bevinden zich de Engels-Nederlandse troepen. Ze hebben het zwaar te verduren onder de Franse aanvallen. In de verte op de heuvel zien we op het paard gezeten de kleine Franse bevelhebber. Zijn steek staat dwars op z’n hoofd.

Er volgt een krachtige inslag op het binnenplein. Soldaten trekken zich massaal terug binnen de alles behalve veilige muren. De Fransen staan na een charge tot onder aan de muur. Dan horen we helder trompet geschal. Er verschijnt een lach op de vervuilde gezichten. Het Pruisische leger arriveert in de namiddag en laat de strijd volledig kantelen. De Fransen trekken zich terug en de Prins van Oranje beveelt z’n manschappen naar voren. Als de avond is gevallen op deze 18e juni 1816 is het pleit beslecht. Duizenden gesneuvelde soldaten liggen op de heuvels nabij Waterloo.

Verbouwereerd stappen wij de filmzaal uit. Wat een fantastische beleving deze 4D-film te ondergaan. De kruitlucht zit nog in onze kleren.

Buiten beklimmen we de 224 treden van de 41 meter hoge  gedenkheuvel van de slag bij Waterloo. Bovenop staat trots een leeuw naar de horizon te staren.

 

Statig toert onze camper door het Franse land. Links en rechts worden eindeloze graanvelden geoogst. Op de heuvels staan vele windmolens. Vandaag is het prachtig weer met een blauwe lucht met hier en daar een wolkje. Maar nagenoeg geen wind. Hoe achterlijk ben je als je niet van instabiele regimes afhankelijk wilt zijn, maar wel van het weer.

In de namiddag rijden we Peronne binnen. Er is feest op het dorpsplein. We realiseren het ons; vandaag is het 14 juli, de nationale feestdag in Frankrijk. Na het eten wandelen we naar het feestgedruis. Volle terrassen bij de restaurants. Rond het dorpsplein staan redelijk wat mensen naar het optreden van de Franse ‘Gert en Hermien’ te luisteren. De hele tijd knalt er vuurwerk, zoals bij ons het op oudejaarsavond het geval is (nog wel). De dag werkt naar de avond apotheose toe. Straks zal er een groot professioneel vuurwerk losbarsten.

Zondag 15 juli

We drinken koffie midden tussen de gemaaide graanvelden. Op de horizon probeert een bomenrij enige variatie in de kleur aan te brengen. Samen met de kerktoren zijn ze geen partij voor het overheersende geel. Een hopeloze dag voor de windmolens. Het is bladstil. Gelukkig voorzien de Fransen zichzelf voor ruim 90% van de elektriciteit uit hun kerncentrales. Anders zouden ze de WK-finale moeten missen.

 

Als we bijna bij ons einddoel zijn, staat er een groot bord midden op de weg: ‘Route barré’. Een ander toont optimistisch ‘deviation’. Ik heb geen keus. Nu heb je omleidingen en omleidingen. Maar deze spant de kroon. Het aantal kilometers wat we van de eindstreep af zijn, loopt in rap tempo op. We toeren compleet de verkeerde kant uit. Kleine weggetjes, nauwe dorpen en slecht plaveisel verhogen de stemming. Uiteindelijk slaagt de Franse Rijkswaterstaat erin om ons 20 kilometer extra te laten rijden.

 

Op de camperplaats van St Andre de l’Eure is het gezellig. Vlakbij staat een camper met een muzikaal gezelschap. Met zang, begeleidt door de djembé en gitaar vermaken deze artiesten zichzelf maar ook de campergasten. Een drietal honden keft a-ritmisch mee.

 

Aanvankelijk is het stil op straat. Gesmoord gejuich uit huizen en in een camper naast ons, doen het vermoeden rijzen dan de stand gunstig is. Hanna weet te vertellen na een check op haar telefoon dat het 4-2 voor les France bleu staat. Dan snerpt het fluitje van de scheids. Nog even is het stil.

Voordeuren vliegen open en de voertuigen worden gestart. Luid toeterend begint de massa zich te bewegen. In alle richtingen. Motoren racen door de straat voortgestuwd met een brullend geluid. Auto’s, afgeladen met dankbare fans,  rijden eindeloos rond. De Franse driekleur wordt meegevoerd. En niet de kleinste exemplaren. Hoewel het laatste fluitsignaal tegen zevenen klonk, scheuren om half tien ’s avonds nog de overenthousiaste Fransen claxonnerend door de straten.

Als de duisternis valt, lijken de gemoederen wat te bedaren. Wij proosten op de zege.

Maandag 16 juli

De zon schijnt aangenaam. Ook vandaag laat de wind het verder afweten. Hanna en ik lopen door Bonneval. Volgens de Fransen is het één van hun honderd mooiste dorpen. De aanblik op de oude stadspoort is in ieder geval prachtig. Maandagochtend is het warenmarkt. We struinen tussen de kraampjes door. Vers fruit, zonnebrillen en leuke petjes proberen een nieuwe eigenaar te krijgen. Onze kasten puilen nog uit dus laten we deze kans maar voorbij gaan.

Voorzichtig duwt Hanna de kerkdeur open. Het schemert in het interieur. Schitterende glas-in-lood ramen stralen hun kleuren op ons af. Toch is het vrij eenvoudig ingericht. De buitenkant van de Notre Dame is immens maar niet weldadig. Langs het water komen we uit bij de oude abdij. De buitenkant straalt nog de macht van het vroegere klooster uit maar achter de muren worden nu ouderen verpleegd.

Onze camper draait het parkeerterrein van Kasteel Chenonceaux op. Achterin mogen dit soort vervoermiddelen worden geparkeerd. Een bord wat aangeeft dat overnachten hier niet wordt toegestaan, zet een streep door onze plannen. We schaffen een toegangskaart met audioguide aan voor €18,-- per stuk. Eerst dwalen we door de tuinen. Heel mooi aangelegd maar vooral uitstekend onderhouden. Veel bloemen bloeien en een fontein zorgt voor koninklijke pracht.

Dan lopen we het kasteel binnen. We krijgen onze audioguide aangemeten. Het is een ipod met scherm. De taalinstellingen kent ook de optie ‘Nederlands’. Het werkt simpel. Tijdens de uitleg verschijnt op het schermpje een plaatje van het besproken onderwerp.

Geweldig systeem.

Zo slenteren we door de kamers van het paleis. Een beroemde bewoonster was Catherina de Medici. Zij was in de 16e eeuw regentes van Frankrijk nadat haar man en koning Hendrik II was gedood bij een toernooi. De kamer van waaruit ze regeerde, is een klein vertrek, haar werkkamer is nog kleiner.

Achter het kasteel is een galerij over de rivier ‘La Cher’ gebouwd. Hierin is een grote feestzaal onder gebracht. Catharina hield van feesten zodat dit vertrek het zwaar te verduren heeft gekregen.

 

Gedwongen zoeken we een nieuwe slaapplaats. In Genillé vinden we een gezellige en mooi gelegen plek. Tafel en stoelen plaatsen we in de schaduw om het door Hanna bereidde overheerlijke maal met een glaasje rosé te nuttigen.

Dinsdag 17 juli

Mortemart hoort bij de club van honderd. Dus een bezoek waard. Ook ligt dit dorpje strak op onze route, we gaan er eens een kijkje nemen. De camper zet ik op een pleintje neer. Rondom staan huizen. Nette huizen maar duidelijk oud. Samen met Hanna trek ik erop uit om de historische schatten met eigen ogen te zien.

Als eerste gaan we op zoek naar kasteelruïne. De Hertogen van Mortemart hebben er een tijd hun domicilie gehad. Als we het bebouwde vierkant verlaten passeren we een groot gebouw. Door de openstaande deur zien we dat het eerste deel dienst doet als kerk. In de tuin zit een drietal bejaarde autochtonen te genieten van hun lunch. Keurig gekleed zodat wij vermoeden dat ze een goed leven hebben gehad. Misschien afstammelingen van de Hertog. Als we een bospad oplopen zien we de rest van het gebouw goed. Onmiskenbaar een van de twee kloosters die hier moeten staan.

Aangezien het bos ook geen ruïne laat zien, keren we terug.

Nu valt het opdat het gebouw tegenover het klooster ook immens is. Daarmee hebben we het tweede klooster gespot. We komen weer uit bij het plein. Dan pas zien we het bord wat aangeeft dat het stevige pand waar we tegenover geparkeerd staan wordt aangeduid als kasteel. Geen ruïne maar een prima uitziend geheel waarin nog druk herstelwerk wordt uitgevoerd.

We missen nog de aangeprezen middeleeuwse houten markthallen. We steken de drukke weg over om te kijken of deze zich misschien daar bevinden. Het blijkt echter om de laatste paar huizen te gaan. Nadat we gekeerd zijn zien we opnieuw de houten overkapping naast het dorpsplein. Nu gaat er een lampje branden: Dat zijn de markthallen.

Een vastgespijkerd bordje bevestigd ons vermoeden. Een schitterend plaatsje, dit Mortemart, alle bezienswaardigheden staan rond het plein opgesteld. De toerist hoeft eigenlijk zijn auto niet uit.

Voor de nacht parkeren we in Saint Front la Riviére. Wederom een pracht plek in het groen met alle voorzieningen, inclusief stroom, gratis aanwezig. Er is geen beter camperland dan Frankrijk.

Woensdag 18 juli

Mijn voorganger adviseerde mij ten strengste om in Labastide d’Armagnac te kijken. Zodoende kan ik geen kant meer uit en bezoek ik dit plaatsje samen met Hanna. Nog voor we binnen zijn, lopen we al tegen een bijzonder bouwsel aan. De oude wasplaats is geheel intact gebleven. Het eeuwenoude optrekje bestaat uit houten palen die een met pannen belegd dak dragen. Er onder is een grote stenen wasbak met een rondgang. Heel vernuftig stroomt weinig beekwater continue door de grote tobbe.

We lopen de steile weg naar het dorp op en verbazen ons over de prachtige oude huisjes langs de weg. Deze plaats dateert van de 13e eeuw en we constateren dat er sindsdien niets meer aan veranderd is. De echte verrassing komt als we de Place Royale betreden. Dit vierkante plein ligt in het centrum en er omheen staan werkelijk allemaal schitterende gebouwen. Bij alle huizen is de bovenverdieping een stuk naar voren gebouwd waardoor er een volledige rondgang met overkapping is ontstaan, ondersteund door prachtige houten bogen en pilaren.

We stappen de al even oude kerk binnen. Binnen zien we echt een acht eeuwen oud interieur. De muren zijn sober en in enkele nissen zijn beelden geplaatst. De akoestiek is indrukwekkend. Labastide d’Armagnac is een van de oudste bastiden van Frankrijk. Feitelijk is het een versterkte nederzetting, bedoeld om vreemde indringers op een afstand te houden.

De bestemming van de panden is in de loop van de jaren wel gewijzigd, want er zijn nu restaurantjes en winkels in gevestigd. Ook worden sommige  gebruikt als woning. In het centrum mogen geen auto’s komen zodat het gevoel van lang vervlogen tijden bewaard is gebleven.

Tegen het einde van de middag parkeren we de camper in Hagetmau. De plaats is prima voor een overnachting. We staan op asfalt en kijken tegen industriële panden aan. Aan de overzijde, achter een water, ligt een vrij nieuwe buurt met leuke huizen.

Donderdag 19 juli

Ze liggen voor ons. Kale rotspunten wijzen naar de hemel. Naast de camper stroomt een bergrivier maar deze gaat de andere kant op. Heuvels worden grimmiger. De weg slingert. We rijden in een vallei. Fietsers gaan dezelfde weg. Waarbij is bewezen dat sport verslavend werkt. Niemand zou bij z’n volle bewustzijn deze route kiezen op een tweewieler.

We nemen afscheid van de wild stromende rivier. De neus van de camper komt omhoog. De weg verandert van karakter. Neerwaarts is er niet meer bij. Het lijkt erop dat alle bochten aan elkaar zijn geregen. Stukken worden steil. Ik moet terug naar de ‘twee’. En kom daar voorlopig ook niet weer uit. Opnieuw oog in oog met een pedaalartiest. Ze blijven het maar volhouden.

Bomen verdwijnen uit het zicht. Diepte komt er voor in de plaats. Opwindende vergezichten kloppen aan het raam. Bocht na bocht kruipt onze wagen omhoog. Het pad wordt smaller en tegenliggers worden niet meer gewaardeerd. Hoog boven ons ontwaren we stilstaande kampeerwagens. Terwijl de voet niet van het gas gaat, wordt de afstand naar hen kleiner. Een klein bordje op een paal vermeldt dat we op de Col d’Erraymendi zijn gearriveerd. Linksaf betekent parkeren voor uitzicht.

Het geklingel blijft doorgaan.

Een hele kudde is zo’n ding aangehangen. Heerlijk rustend in de bergwei worden we door de koeien aangestaard. Een topje verder liggen hun collega’s. Meerdere passanten hebben zich laten verleiden voor de uitkijk met belgeluid. Kunstzinnige types met baard en hoed turen naar de einder. Dagtoeristen hangen in een luie stoel de zuivere berglucht in te ademen. Het is hier fenomenaal. We kunnen een flink eind van de Pyreneeën overzien. Een cyclist komt boven en is apetrots. De fiets wordt tegen het bord gestald en met de telefoon wordt hiervan een afbeelding geschoten met de doorzetter zelf op de voorgrond.

We laten onze reiswagen de weg vervolgen. De top is nog hoger, zo blijkt, want na dalen gaat de neus weer omhoog. Gemakkelijker nu. Rechte stukken in z’n drie of vier. Precies op de grens mat Spanje is het absolute hoogtepunt. Een bordje vertelt ‘Pic de Larrau’. Daarna wordt het een makkie, lekker in z’n vier naar beneden laten rollen. De bomen komen weer terug. Zelfs een zijweg dient zich aan. We keren terug naar de Aarde.

Hierna rijden we door Spanje, om uiteindelijk in Portugal te belanden. Daar verblijven we vijf weken. De reis naar huis gaat logischerwijs weer door Frankrijk.

Dinsdag 28 augustus

Kans op “zwaar” onweer. Hanna en ik krijgen het Spaans benauwd. De talloze deukjes in de achterzijde en dak van onze reiswagen is een tastbaar bewijs dat we daar een goede reden voor hebben. Misschien dat het met de jaren slijt maar vooralsnog is er lichte paniek. Bestudering van de weerkaart levert een nieuw reisplan op. Het Spaanse bergdorp wordt ingewisseld voor een Franse. Aan die zijde schijnt de dreiging wat minder te zijn.

Zo zwoegt onze vierwieler bij de steile weg omhoog. Op weg naar de top. Deze route is menigmaal door het Peleton van de Tour de France vervloekt ondanks de nog altijd aanwezige witgekalkte aanmoedigingen op de straat. De voor ons rijdende bus krijgt het al te zwaar en staat bijna stil. We mogen passeren.

Als we een bord zien wat wijst op het gevaar van vallend gesteente hebben we tot nog toe altijd gedacht dat het zo’n vaart niet zou lopen. Er staat een stilstaande auto op de al niet te brede weg langs het ravijn. Met een gevaren driehoek juist opgesteld. Als we het voertuig passeren zien we dat een flinke rotsblok dwars door het voorruit is geslagen. De chauffeur staat er beteuterd bij en wijst omhoog.

We halen echte sportfietsers in, die dansend op de pedalen bezig zijn met een persoonlijke triomf. Het is hun hobby en dit soort uitdagingen is hen niet vreemd. Dan lopen we achterop bij een wel heel bijzondere pedalist. De tourfiets is zwaar met bepakt met koffers en tassen zowel bij het voorwiel als achterwiel. De man trapt zich wezenloos. Het kleinst denkbare verzet moet hem boven brengen.

We halen het.

Triomfantelijk draai ik aan het stuur. en rijden we de grote parking op. Toch maar weer mooi geflikt. Het is druk op de col d’Aubisque. We stappen uit en genieten van het uitzicht op het prachtige berglandschap. Grillige rotsen steken dreigend omhoog nog gehinderd door enige sneeuwlast. Groene bergweiden steken schitterend af bij de blauwe lucht. De klingelende koebellen zijn van alle kanten te horen. Een groep paarden loopt tussen de geparkeerde auto’s. Eén heeft jeuk. Dan is een geparkeerd stuk blik op wielen toch handig. Ongegeneerd wordt er met het achterwerk gerost.

Later in de middag rijden we door naar onze nachtplaats richting Argeles-Gazost. De weg wordt echt krap en de rotswand werkt ook al niet prettig mee. Voorzichtig gaan we voorbij aan de tegenliggers. Op een mooi vlak stuk midden in het bergland komen we terecht. Ook hier loopt het vee gemoedelijk tussen al die reiswagens door. Kalf gedwee achter moeder koe aanhuppelend.

We eten bij de ondergaande zon aan ons tafeltje in buiten. Omringd door machtige bergreuzen en het onophoudelijke geklingel. Het leven kan ook heel leuk zijn.

Woensdag 29 augustus

Het verhaal in het kort: Het herderinnetje Bernadette was in 1858 in een grot om water te zoeken voor haar dieren. Tot haar schrik zag zij daar een verschijning van de maagd Maria. Dit herhaalde zich achttien maal. Haar verhalen leidden in de gemeenschap tot de nodige geestdrift. Op de berg waarin de grot zich bevond, werd een basiliek gebouwd ter ere van Maria.

Hanna en ik lopen over de brug. We krijgen nu het volledige zicht op het imposante kerkgebouw. De zon zet haar volle licht erop, wat het nog bijzonderder maakt. We lopen over een groot plein naar de ingang. Binnen is een dienst gaande voor een vrijwel volle zaal. De inrichting is katholiek maar niet eens overdreven. Buiten beklimmen we een lange trap en komen uit bij kerk 2. Via een lange gang komen we in de crypte. Gelovigen zitten heel devoot in zichzelf te praten.

Na nog een trap bereiken we in de kerkzaal. Prachtige glas-in-lood ramen brengen hier een aparte sfeer. In een aantal talen, waaronder het Nederlands, wordt uitgelegd wat het voorstelt. Ook hier zitten gelovigen vol van emotie stil in zichzelf te staren. De duo-basiliek brengt heel wat mensen op de been. Duizenden per dag en miljoenen per jaar. Op de pleinen krioelt het dan ook van nationaliteiten.

Het belangrijkste punt op het grote terrein is de grot. We zijn nieuwsgierig naar deze ruimte. Een lange rij is ons echter voor. Geduldig, stap voor stap, komen we dichterbij. Nadat we een hoek omgaan zien we de holte in de berg. De echte katholieken raken het gesteente aan, slaan kruizen en prevelen gebeden. Wij ondergaan het gelaten maar zijn onder de indruk van de gedrevenheid van het publiek. Jong en oud, uit alle windstreken, delen hier hun gevoel van verbondenheid en nederigheid.

Op een terras in de naburige hoofdstraat genieten we van een uitgebreide lunch. Aanbod is hier genoeg maar ook de vraag is groot. Ook onze horecabaas heeft het razend druk. Naast horeca zijn er veel winkels die allemaal bijna hetzelfde verkopen. Grote strengen kralen, Maria-beelden en watertankjes. Het nut van het laatste ontgaat ons vooralsnog.

Met gevulde buik hervatten wij onze zoektocht. Op de plattegrond hebben we de kruisweg ontdekt en deze willen we ervaren. Naast de basiliek is een hoge heuvel. Pijlen verwijzen daar naar toe. Het begint direct goed. Het pad loopt steil omhoog. Na honderd meter komen we de eerste voorstelling van de vijftien tegen. Met levensgrote goudkleurige beelden wordt de veroordeling van Jezus voorgesteld.

Een aparte trap leidt er naar toe. Je wordt veronderstelt deze op je knieën te beklimmen. Meerdere bezoekers kiezen voor deze beproeving. Het pad gaat verder en de volgende voorstellingen beelden het verhaal van de kruisiging uit. Het pad wordt steiler en de klim wordt steeds zwaarder. Het asfalt verandert in een lastiger grindpad.

Een groep Spanjaarden wordt door een jonge priester langs de beeldengroepen geleid. Hij leest de bijpassende bijbelteksten voor. De groep laat zich duidelijk beroeren. Boven op de heuveltop bij voorstelling twaalf wordt de feitelijke kruisiging uitgebeeld. Een vrouw zit op haar knieën voor het hek en haar handen grijpen wanhopig de gazenafrastering vast. De groep Spanjaarden trekt al zingend weer verder.

Vanaf nu gaat het een stuk lichter. We dalen. De laatste voorstelling toont de opstanding. Een lange trap brengt ons in een echte grot. Hierin zijn enkele beelden ondergebracht. We begrijpen dat dit een latere aanvulling betreft. Even later staan we aan de achterzijde van de basilieken. Op het plein naderen nieuwe drommen nieuwsgierigen de eerste basiliek. Een hele rij rolstoelen brengt patiënten naar de volgende dienst.

Dan valt ons oog op een hele rij mensen die water uit de fontein in watertankjes opvangen. Daarna worden deze in een tas opgeborgen. Ineens snappen we het assortiment van de detailhandel in de hoofdstraat.

We houden het voor gezien en slenteren via het centrum van Lourdes weer terug naar de camper.

Donderdag 30 augustus

We zijn in de ‘Ville de fleurie’ Fleurance. Ik fiets naar het centrum om de sfeer van deze Franse stad te kunnen opsnuiven. De straten door de buurt zijn stil. Slechts sporadisch wordt ik ingehaald door een dieselende automobilist. Medefietsers zijn in geen velden of wegen te zien. Dan plotsklaps sta ik in het hart van de stad. Niet groot maar meteen rijen auto’s en winkelende mensen. In een groot vierkant staan de panden strak tegen elkaar. Er onderdoor is een grote galerij gemaakt die steunt op bogen. Het midden van het vierkant wordt opgeslokt door een hotel die de meer dan tweehonderd jaar oude leus van Frankrijk, waarmee in feite hun democratie mee begon, op de voorgevel heeft gespijkerd: ‘Liberte, Egalite, Fraternite’. Het bijzondere aan dit gebouw is dat de gehele benedenverdieping bestaat uit open ruimtes door pilaren gevormd. Mensen lopen dan ook kris kras onder het gebouw door.

Mocht u ooit overwegen een camper te kopen en ermee op reis te gaan, rij dan voor de eerste nacht naar camperplaats Fleurance. U bent geheid voor de rest van uw leven aan deze tak van vrije tijd besteding verknocht. Als we aankomen rijden we een soort appelhof binnen. Een grote coniferenhaag scheidt de hof van de rest van de wereld. Er loopt een prima pad rondom en her en der staan campers geparkeerd in het gras. Het terrein grenst aan de rivier de Gers. Deze laat van zich horen omdat een stuw het stromende water anderhalf meter laat vallen. Er ligt een prachtige brug met romaanse bogen over het water heen waar je het uitzicht op hebt, tenminste als je de camper zo hebt geparkeerd.

Wij hebben rondom de woonmobiel volop ruimte en zitten lekker in de schaduw van een forse boom. Er heerst een gemoedelijke sfeer en er wordt volop gegroet. Op het terrein is een servicepunt voor campers aanwezig waar zelfs elektriciteit te krijgen is. Daarvoor moet je dan wel een ‘jeton’ uit het dorp hebben gehaald. Een mooi gebogen voetgangersbrug brengt je naar een meertje waar een heel park omheen is aangelegd.

Als we vanochtend vanuit Lourdes verder Frankrijk inrijden valt ons de groene wereld op. Ook Portugal had groen en zelfs Spanje was er niet helemaal vrij van. Maar dit is groen zoals we gewend zijn; echt grasgroen. Er is dan ook veel cultuurland waarop van alles gebeurd. Diverse gewassen staan in de doorbrekende zon te pronken en in de weilanden loopt zwart-bont vee. Dit ras hebben we achter de Pyreneeën niet gezien. We hebben nog achttienhonderd kilometer te gaan maar voelen ons nu al een beetje thuis.

Vrijdag 31 augustus

Frankrijk heeft een lijst met de honderd mooiste dorpen. Daar staan volgens mij ruim tweehonderd dorpen op. Deze ‘beau villages’ zijn volgens de bedenkers het bezoeken meer dan waard. Vandaag staan twee plaatsen uit de lange lijst op onze agenda. De coördinaten van Lauzerte heb ik ingevoerd en vervolgens worden we daar perfect heen geloodst.

Het dorp ligt bovenop een heuvel. Dat is al een pré. Er zijn dan prachtige vergezichten vanaf het kerkplein. De camper mag helemaal naar boven toe. We wandelen naar het dorpshart. Na een alleraardigste toegangsweg met rustieke huizen komen we uit op een groot vierkant dorpsplein. Op drie kanten wordt het plein omzoomd met galerijen welke onderdeel uitmaken van de prachtige historische panden die er staan opgesteld. De laatste kant is voor de kerk.

Uit het gebouw komt orgelmuziek en we glippen door de openstaande deur naar binnen. Het gebouw is betrekkelijk sober van binnen. De organist zit zijn repertoire te oefenen en gaat daar, ondanks onze aanwezigheid, rustig mee door. Als we weer verder lopen komen we op een terras terecht met een wijds uitzicht. Zonder nu echt onder de indruk te zijn geraakt, pakken we onze reis weer op.

Nu is St Cirq Lapopie aan de beurt. Ook een aangeprezen plaatsje. Als we door het dorp rijden, zien we dat het inderdaad potentie heeft. De camperplaats ligt aan de Lot. We dalen anderhalve kilometer lang en komen dan op een heel fraai terrein uit. Tussen de bomen en aan de rivier. Nadat we voldoende moed bij elkaar hebben geraapt, beginnen we aan missie twee. Eerst lopen we een tijd langs het water. Dan wijst een bordje ons een supersteil paadje op wat vrijwel recht omhoog loopt. Ook is het slecht begaanbaar door losse stenen en grote hoogteverschillen in de treden. Het komt goed.

 

Plots lopen we in een idyllisch smal, oud straatje. De panden staan stijf aan de weg. Alles straalt een harmonische rust uit. Het straatje loopt behoorlijk op. Hier en daar is een steegje om bij de achterliggende woningen te komen. Het is alleen voor voetgangers toegankelijk wat de sfeer zeker ten goede komt. Diverse kunstenaars hebben een ruimte in de nauwe straatjes bemachtigd en stallen hun kunnen uit. Er komen enkele zijstraten die er al net zo bekoorlijk uitzien. De oude woonhuizen zien er goed verzorgd uit maar hebben hun authenticiteit behouden. Er lopen meer nieuwsgierigen rond en dat zorgt voor gezelligheid. Het dorp is gebouwd op enkele kliffen strak langs de rivier de Lot. Op het hoogste punt ligt de burcht ruïne. Vandaar heb je een schitterend uitzicht over de meanderende rivier.

We klauteren terug naar beneden.

We bespreken de lijst. Twee uitersten hebben we aan een grondig onderzoek onderworpen. Schoonheid zit in meerder zaken. De samenstellers zullen hun werk serieus hebben gedaan maar wij vinden St Cirq van een heel andere klasse dan Lazerte.

Zaterdag 1 september

Rijdend door Frankrijk realiseren we ons weer wat voor prachtig land dit eigenlijk is. Gisteren en vandaag zijn we door Gers, Lot et Garonne, Lot en de Dordogne gekomen. Veelal over prachtige kleine wegen die heerlijk slingerend van dorp naar dorp ons het echte Franse achterland laten zien. We gaan over traag uitdijende heuvels, passeren de ene ferme waterloop na de andere, het landschap verandert om de paar kilometer. Dan weer is het overwegend agrarisch om vervolgens weer in de eindeloos lijkende bossen terecht te komen. Zo rijden we midden in de velden om kort daarop weer bij een berg omhoog te klimmen met een metersdiep ravijn op korte afstand. Langs een rivier staan de steile kliffen recht omhoog en even later wuiven de zonnebloemen je een goede reis toe.

Op het oude en vervallen station van Uzerche is het een drukte van belang. Het voormalige perron dient nu als camperplaats. Feitelijk is het al vol maar iedere nieuwkomer weet zich er toch weer tussen te persen. Het oude stationsgebouw heeft nog steeds een functie. De passanten mogen gebruik maken van de nog aanwezige toiletten. Het doet het gebouw zichtbaar goed want ze staat prachtig licht roze in de zon te stralen.

We beginnen aan een stadswandeling. De overbodige spoorbrug is nu gegund aan de voetgangers. Hoog boven de autobrug kunnen we zo naar het centrum lopen. We zoeken het oude, middeleeuwse stadshart op. Via een poort worden we welkom geheten. Grote, stevige gebouwen laten zien dat de bouwvakkers ruim achthonderd jaar geleden hun vak goed verstonden. Op de heuveltop is de kerk gebouwd. Het pand heeft grote ronde gewelven en staat heel robuust over de stad te staren.

Het interieur is opnieuw sober. Er is wel enige verbeelding van religieuze figuren maar de wanden zijn leeg en de pilaren kaal. Of we hier uit moeten afleiden dat de parochie arm en eenvoudig is geweest of dat in deze regio men niet zo van het uitbundige is, blijft voor ons een vraag.

Het water van de Vézere valt voor onze camper ruim een meter omlaag, daartoe gedwongen door een kunstmatige stuw. Het zorgt voor een heerlijk ruisend geluid wat de omgeving meteen opwaardeert. Vele kilometers zuidelijker voegt het zich samen met de Dordogne om samen bij Bordeaux terug te vloeien naar de oceaan. De vraag komt op wie van ons tweeën het eerst weer terug is op deze mooie plaats.

Zondag 2 september

We rijden met hoge verwachting naar Saint Marcel, tenminste ik. Als persoon met veel respect voor de Romeinse beschaving, ga ik vandaag aan mijn trekken komen. Overal waar Julius leger is geweest, staan vandaag de dag nog de mooiste herinneringen. We volgen de verwijzingen in de stad. Als we het parkeerterrein opdraaien, komt er lichte twijfel.

Het is veel te leeg. In het toeristenseizoen worden dit soort cultuurhoogtepunten massaal bezocht maar behalve een auto staan er twee bussen maar deze zijn bedoeld voor leerlingenvervoer. Niettemin stap ik monter met Hanna de camper uit. Gewapend met camera en smartphone. Via een lange loopbrug komen we uit bij het museum. Het is akelig donker binnen. De deur geeft niet echt mee bij het openen. Ik blijf door trekken totdat Hanna zegt: “laat maar, het is tot 14.00 uur gesloten”.

Het veld met de opgravingen wat achter het museum ligt, is vrij te betreden. Dat betekent meestal niet veel goeds. Enthousiast lopen we naar het eerste punt. Een groot zeildoek dekt de romeinse schatten af en de enige informatie die we krijgen, is dat het verboden is om bij de afgraving te kijken. Ik zeg hoopvol tegen Hanna dat het verderop wel prima te bekijken is.

Een bordje verwijst naar de Romeinse tuin.

Dat spreekt ons beiden aan en we lopen in de richting die de pijl wijst. Hoe we ook kijken, we zien niets. Totdat we enige haagjes ontwaren. Inderdaad, hier moeten we zijn. Vier miniperkjes met ieder een bordje: sierplanten, medicinale planten, geurplanten en gebruiksplanten maar dan in het Frans. De perkjes zijn overwoekerd met planten die niet met de romeinen van doen hebben gehad. Hanna ruikt bij de geurplanten evenwel nobele aroma’s.

We struinen het terrein verder af. Onder een afdak vinden we de restanten van een badhuis. Even verderop liggen de fundamenten van twee tempelgebouwen. Maar feitelijk zijn dat ook maar een rij grijze stenen. Voor de sfeer heeft men een aantal nieuwe pilaren neergezet en hier en daar hangt een foto van hoe het er 1800 jaar geleden heeft uitgezien.

In een kwartier zijn we klaar. In de camper wachten we twee uur af.

Als we naar binnen lopen knikt de vriendelijk kassajuffrouw ons aan. Ik heb mijn portemonnee al in de hand. Ze maakt een afwerend gebaar. Entree is gratis want het is de eerste zondag van de maand. Hah, eindelijk iets positiefs. Op de verdieping op de begane grond wordt ons de tijdschaal uitgelegd. We zien voorwerpen uit de ijzer-, brons- en steentijd. Het wezen mens is al vier miljoen jaar oud, zegt een volgend paneel. Als we afdalen naar de onderverdieping komt de grootste verrassing. Het museum is boven op de restanten van een romeinse villa gebouwd. In de kelder zijn deze van dichtbij te bewonderen inclusief de suggestie hoe de muren destijds zijn gemaakt.

Een lift tilt ons naar de uitgang. Even later rijden we weer op de A20. Eigenlijk kun je het maar beter bij verwachtingen laten, is mijn conclusie. De werkelijkheid kan er in ieder geval niet aan tippen.

Maandag 3 september

Blauwe strepen moeten we op letten. Een kruis in die kleur betekent stoppen en keren. Bij een haak moeten we afslaan. Bij horizontaal kunnen we doorlopen. De wandelschoenen zijn weer aan en we zijn gestart met een zeven kilometer traject. Sentiers de Randonnee brengt ons als eerste langs weilanden waar het lichtgele vleesvee heerlijk ontspannen in de zon ligt te herkauwen. In het dorp Luant moeten we scherp zijn. De tekens zijn met verf op bomen, verkeersborden of lantaarnpalen aangebracht en vallen niet direct op. Een aardig centrum met plein en kerk met huizen aan de overzijde in lichte kleuren met blauwe luiken.

We mogen een prachtig landbouwpad op wat dwars door de bossen loopt. Het gebied kent een hoge vochtigheidsgraad want langs de route zien we vrolijke varens het pad afkaderen. Hanna slaat een kreet van verwondering als ze een elfenbank ziet aan een dennenboom. De paddenstoel glimt door de zonneschijn en heeft een grote omvang. Mooie gele en oranje kleuren geven haar een chique uitstraling.

Nadat we een veeteeltbedrijf met wel voor twintig jaar hooi op voorraad zijn gepasseerd komen we in een dicht bos. Een slingerpad baant voor ons een weg. Een hijgende jogger komt in bescheiden vaart van achterop. We geven hem de ruimte, wij hebben geen haast.

Een hengelaar zit star naar zijn dobber te staren aan de oever van een meer. Ons ‘bonjour’ komt niet binnen. Verderop ontmoeten we nog meer vissers. Een groot aantal hengels zit vast in beugels maar het snoer loopt dreigend het water in. Per man kom ik zo op een stuk of vier. Vanuit hun ooghoeken wordt de batterij in de gaten gehouden, terwijl de directe aandacht uitgaat naar de werphengel in hun hand.

Een jongeman werpt het snoer zeker vijftig meter weg met een soepele beweging. Ganzen storen zich niet aan de drukte en zwemmen hun eigen rondje. Na bijna twee uur komen we weer bij de camper aan. De lunch laat zich lekker smaken en languit in de zomerstoel laten we de zonnestralen ons nog even kietelen.

Later in de middag rijden we door Midden-Frankrijk en komen we uit bij Bonny-sur-Loire. Op advies van Mio gaan we klein smal weggetje in en komen zo langs de oever van Loire in een prachtig stukje natuur. Een goed begaanbaar zandpad brengt ons tot aan het water.

Een tweetal in een kano vaart zich vast op een ondiepte. Nadat roeier 1 is uitgestapt en het vaartuig naar het diepere water duwt, kan de reis weer verder, zij het met een natte broek.

Op ons plekje is het heerlijk rustig. We staan schitterend midden in de natuur. Een honderd meter verder staat een andere camper. Ook als de avond is aangebroken, stroomt het water van de rivier nog richting zee. De nacht zal stil en donker zijn.

Dinsdag 4 september

Er is een heel dorp voor nodig om een kind op te voeden. Daarmee kun je stellen dat het groot brengen van een kind een kasteel kost. Tenminste als je ruimdenkend bent en grof rekent. Zo’n vijfentwintig jaar geleden kwam een Fransman zomaar op het idee een kasteel te bouwen. Om het niet te gemakkelijk te maken, bedacht hij dat alles met de beschikbare techniek en materialen uit de dertiende eeuw moest gebeuren.

De overheid werkte eens een keer niet tegen en de pionier kreeg een groot stuk bos in de gemeente Treigny in bruikleen waar hij het idee mocht verwezenlijken. En in de afgelopen jaren is er heel wat gebeurd.

Wij komen aanrijden en vinden nog net de laatste plek op het deel waar campers geacht worden te parkeren. De route om binnen te komen loopt helaas langs een kassa en na € 28,-- te hebben geschikt mogen Hanna en ik naar binnen. Na een paar meter lopen we al tegen een touwslager aan. Deze man vertelt op humoristische wijze hoe zevenhonderd jaar geleden een touw werd geproduceerd. Voor ons is het minder lachen want zijn act is in het Frans. Maar na het aanbrengen van een drietal lijnen en flink aan een wiel draaien, verschijnt er een stevig stukje touw.

Wij wachten het resultaat niet af en slenteren naar de kraal. Daar staan drie ezels en evenveel paarden. De beesten zijn nodig om echte pk’s te leveren. Boomstammen moeten uit het bos gesleept en materiaal wordt met de paardenkar vervoerd.

Na een lang bospad komen we bij een watermolen uit. Deze is door de groep werklieden gebouwd met primitieve gereedschappen en de aanwezig grondstoffen zoals hout en klei. Helaas staat het water te laag aan het eind van het zomerseizoen. Bij hoger niveau wordt hier het zelf verbouwde graan gemalen.

We vervolgen de weg en komen uit in een compleet middeleeuws dorp. Overal staan eenvoudige onderkomens. In ieder is een vakman gevestigd met een reeks helpers. Wij zien een dakpannenmaker die ze uit klei vervaardigd. Er tegenover woont een dakpannenmaker die ze van hout maakt. Uit de schoorsteen van de smidse stijgen donkere rookwolken op. Het ijzer wordt gesmeed als het heet is. Een serie timmerlieden maakt houten wielen, hele dakconstructies en houten planken en balken. Een mandenmaker pakt z’n biezen.

 

Overal scharrelen kippen rond. Het getok en gekraai is het enige geluid wat je naast spreken en hamerslagen hoort. Dan staan we voor het kasteel. Het bouwwerk neemt al serieuze vormen aan maar staat nog wel in de steigers. Een groot woongedeelte is klaar en bezoekers kunnen het bewonderen. De vier hoektorens beginnen aardig omhoog te rijzen. We klimmen via een wenteltrap omhoog en komen op de verdedigingsmuur. Vanuit die positie zien we hoe metselaars bezig zijn met de hoofdpoort. Het zal nog wel een paar jaar duren voor die af is.

Het is prachtig om in een middeleeuws dorp te kunnen rondlopen die geheel functioneert op de bouw van het kasteel. Al vijfentwintig jaar! Er zijn best veel bezoekers en tijdens de topdagen is het nog veel drukker. Zij betalen in feite het kasteel. Van de entreegelden kan het dorp draaien.

Woensdag 5 september

De jachthaven ligt in een dichte mist als we wakker worden. We zien de vage contouren van de jachten. Ook de kerktoren van Saint Florentain is aan het zicht onttrokken. Gisteravond stond deze in het volle licht als baken voor zijn omgeving. Trots bovenop de heuvel als hoogste punt.

Als we vertrekken richting Sedan begint de zon enig grip te krijgen op de neveldamp. Het is opnieuw een prachtige rit door het boeiende Franse landschap. De stevig glooiende landerijen laten een rijke cultuur zien in een grote variatie aan gewassen. Hier staan velden vol met Luzerne. Een grote dorsmachine zet zijn hongerige tanden in een zonnebloemenveld.

Rond het middaguur zijn we in l’Epine. Het plaatsje is bekend om zijn grote basiliek. In het aanrijden kijken we recht op het gotische meesterwerk. Twee spitse torens priemen hoog in de lucht.

Voorzichtig duwen we de kerkdeur open. Opnieuw verrast ons het vrij sobere interieur. Achterin of eigenlijk voorin staat een groot altaarstuk. We lopen er achterlangs en zien de compositie van de graflegging, één van de bijzonderheden van deze basiliek.

Halverwege staat een waterput. Boven de put hangt een katrol waarmee met behulp van een emmer het water kan worden opgetakeld. Er naast staat een tapvat. Op een tafeltje staan wegwerpbekertjes die na gebruik in de gereed staande vuilnisbak gedeponeerd kunnen worden. We hebben niet getapt maar iets dergelijks hebben we nog nooit eerder in een kerkgebouw gezien.

Buiten bekijken we de waterspuwers. Dit is een andere bijzonderheid. Rondom het gebouw op zekere hoogte steken beelden recht naar voren. Uit de geopende monden kan het regenwater naar beneden vallen. Ieder beeld is anders. Van mensfiguren tot bijna monsterlijke wezens.

Als we in Sedan op het kasteelplein willen parkeren, staat deze vol met campers. Het blijkt dat het plein is gereserveerd door een Franse camperclub. Helemaal achteraan is wat plek opengelaten, voor ons voldoende. Het is een wonderlijk kasteel. Door de poort waan ik mij in een middeleeuwse stad met auto’s. Links en rechts staan enorme gebouwen die onderdeel van het kasteel uitmaken. Hier en daar pronkt een robuuste toren. Alle bouwwerken zijn onderling verbonden en een dikke muur voorkwam vroeger ongewenst bezoek.

De weg loopt gewoon door. Ik loop een eind het pad op wat steil omhoog gaat. Uiteindelijk kom je op het dak van het hoofdgebouw wat zeven verdiepingen telt. De folder vermeldt trots dat dit het grootste kasteel van Europa is. Ik zal ze niet tegenspreken want vannacht moet ze over ons campertje waken.